Mohammed en de joden

James M. Arlandson

Iedereen weet dat vele miljoenen moslims in de Arabische wereld en daarbuiten een diepe vijandigheid hebben tegen joden of “de jood”. Het lijkt een metafysisch niveau te hebben bereikt of is in een irrationele toestand van de geest te zijn afgedaald.

De vraag is: Waar komt dit vandaan? Van de anti-Israël nieuws media? De media zijn machtig. Dus zij zullen gedeeltelijk een factor zijn.

Leiders in de Arabische wereld schreeuwen constant dat Israël de onderdrukker is, dus dit kan een factor voor de vijandigheid zijn, maar bewijs dat miljoenen van de gewone moslims in deze zaak beïnvloed worden door hun leider, moet nog geleverd worden, op een vrije en vrijwillige manier zonder vrees voor vergelding in een dictatuur. Het is moeilijk voor te stellen, bijvoorbeeld, dat alleen maar enkele van de miljoenen moslims in Indonesië of Maleisië menselijke zelfmoordenaars zouden worden in Palestina of de joden haten om deze geopolitieke reden. Dit is tot nu toe niet gebeurd, ten minste.

Het is ook onthullend dat de Arabische christenen, die leven in of rondom Israël of de Palestijnse gebieden (de moslims hebben feitelijk Bethlehem overgenomen) geen menselijke zelfmoordenaars worden. Waarom niet? Het korte antwoord is: Jezus zei nooit dat sterven in een militaire heilige oorlog de “martelaar” de hemel garandeert, maar alleen dat zijn dood of “martelaarschap” aan het kruis alle ware gelovigen een plaats in de hemel garandeert. Het grondige antwoord kan hier gevonden worden.

Dus waar komt de diepe en irrationele vijandschap vandaag vandaan, in het bijzonder in de moslim Arabische wereld?

Osama bin Laden, de duistere prins van het terrorisme, neemt de plaats in voor ontelbare fanatiekelingen, zowel gewelddadig als niet-gewelddadig. In werkelijkheid vertegenwoordigt hij miljoenen gewone moslims die hem de status van een held hebben gegeven. In een interview in 1998 ( scroll naar beneden naar Jonathan Miller interview) noemt hij de Kruisvaarders-Zionisten als een bron van vijandschap, hij zegt ook dat de vijandschap tussen joden en moslims dieper in de geschiedenis zit dan dat:

De vijandschap tussen ons en de joden gaat ver terug in de tijd en is diep geworteld. Het is geen vraag voor ons of oorlog tussen de twee onvermijdbaar is.

Wat bedoelt hij dat de vijandschap ver terug in de tijd gaat? Hoe ver terug? Waar is het geworteld?

Bin Laden geeft ons een voorbeeld van vroege islamitische geschiedenis in zijn lange 1996 fatwa (punt nr. 7, en scroll een lang stuk door voorbij dat punt). Hij verwijst naar de zevende eeuwse joodse stam Qainoeqa die in Medina met Mohammed de islamitische profeet leefde. De terrorist krijgt inspiratie van Mohammeds verdrijving van hen slechts vanwege een onbetekende truc uitgevoerd door een Qainoeqa jood. Hij pinde een moslimvrouw’s rok aan een spijker. Toen zij opstond, bleef de rok hangen. Een gevecht ontstond en moorden volgden. Om die reden verbande Mohammed de gehele stam. Daarom, zoals de gedachte gaat, is Bin Laden gerechtigd om joden te haten omdat zij probleemveroorzakers zijn.

Bin Laden geeft ons een ander voorbeeld uit de vroege islam. Deze boodschap van hem heeft een lange lijst irrationele grieven tegen de joden. Hij citeert vele verzen in de koran en hadieth. Eén bijzondere hadiethpassage die hij citeert, zegt dat bomen uit zullen schreeuwen dat er joden zich achter verbergen, dus moeten de moslims komen en hen doden. Andere tradities zeggen dat joden zich achter stenen zullen verbergen, dan gevonden worden en gedood worden.

In zijn vijandigheid jegens de joden gelooft Bin Laden dat hij zijn profeet aan het volgen is. Op een bepaalde manier is hij inderdaad Mohammed nauw aan het volgen. Bin Laden vertegenwoordigt miljoenen die ten minste van deze twee voorbeelden (en andere) van het verdrijven en doden van joden gehoord hebben omdat deze verslagen in hun wereld circuleren, in kranten, in schoolboeken, in boeken, in volksgeloof, en in grotere nieuwsmedia zoals de columns in kranten. Echter, deze incidenten en overtuigingen worden ook gevonden in brondocumenten van de vroege islam, zo hebben zij eeuwen de tijd gehad om in de vezels van de moslimwereld te sijpelen, in het bijzonder de Arabische moslimwereld vandaag.

Dit artikel probeert aan te tonen dat deze connectie tussen vroege islam en islam vandaag, tenminste gedeeltelijk, een grote rol speelt in de vijandelijkheid, die zijn tentakels om de geesten van te velen heeft gewikkeld, niet alleen in de Arabische wereld maar in de hele moslimwereld. Ten minste zoveel zal zeker zijn: Mohammeds voorbeeld kan moslims niet verbieden om haat jegens joden te koesteren.

In het begin leefde Mohammed vreedzaam met de joden, kort na zijn emigratie of hidjra uit Mekka naar Medina in 622 na Christus. In feite zag hij zichzelf als een hervormer van het Jodendom. Maar toen hij zijn ideeën probeerde op te dringen aan de nogal grote en sterke joodse gemeenschap in Medina,ontstonden er problemen, omdat de joden erg terecht zijn ideeën weigerden. Mohammed groeide snel in zijn vijandschap tegen hen, zodat hij de meeste van hen uit Medina elimineerde, of door verdrijving of door de dood. Hij werd excessief, en dit alleen kan terroristen inspireren zoals Bin Laden en niet-gewelddadige fanatiekelingen - en gewone moslims.

Deze scheuringen en vijandelijkheden vinden plaats in twee overlappende domeinen: theologie en politiek, gesteund door een sterk militair leger.

Theologische verschillen

De theologie kan onderverdeeld worden in vijf stadia: (1) Mohammeds inspanningen om het Jodendom te ontwikkelen en te verbeteren; (22) Islams vervulling van het Jodendom; (3) Joodse weerstand, gebaseerd op Mohammeds gebrekkige kennis van de Thora en de status van niet-joden; (4) Zijn verandering in gebedsrichting (qibla); en (5) Mohammeds tegenactie op deze weerstand. De politieke spanningen en scheuringen die resulteerden in oorlogvoering en veroveringen zullen daarna besproken worden, echter, de theologische en politieke verschillen en ruzie’s lopen parallel aan elkaar.

(1) Allereerst, terwijl Mohammed zich vestigt in Medina en zijn positie daar onveilig is, probeert hij de joden te overtuigen dat zijn openbaringen het vervolgs van het Jodendom (en het christendom), de religie van het Volk van het Boek wareb. Voordat hij Mekka verlaat, richt hij zich in gebed tot Syrië (dat wil zeggen tot Jeruzalem). De vroege moslims in Medina hebben wellicht het vasten van de Grote Verzoendag uitgevoerd, en hun bijzondere vrijdagaanbidding was een antwoord op het begin van de joodse sabbat, van vrijdagavond tot zaterdagavond. Mohammed verbood de moslims voedsel te eten dat verboden was voor joden, namelijk, varkensvlees, bloed, kadavers, en vlees geofferd aan afgoden (zie soera 2:172-173). Het lijkt er dus op, dat de vroege islam de ontwikkeling en zelfs verbetering van het eerdere geloof, Jodendom, was. Waarom zou spanning groeien tussen Mohammeds islam en het Jodendom?

(2) Allah vertelt Mohammed in een soera geopenbaard in Mekka dat de “ongeletterde” profeet (Mohammed) beschreven wordt in de Thora en het Evangelie, en dus door de twee eerdere religies voorspeld en bekrachtigd wordt:

7:156. En schrijf ons in deze wereld het goede voor en (ook) in het Hiernamaals. Voorwaar, wij wenden ons in berouw tot U.” Hij (Allah) zei: “Met Mijn bestraffing tref Ik wie Ik wil en Mijn Barmhartigheid omvat alle dingen. Ik zal haar voorschrijven aan degenen die (Mij) vrezen, die de zakât geven en die in Mijn Tekenen geloven.”
157. (Zij zijn) degenen die de Boodschapper volgen, de ongeletterde Profeet, die zij bij hen, in de “Taurât en in de Indjîl, beschreven vinden. Hij beveelt hun het behoorlijke en hij verbiedt hun het verwerpelijke, en hij staat hun de goede dingen toe, en hij verbiedt hun de slechte dingen. (Siregar)

De letterlijke context van deze verzen toont Mozes aan die de kinderen van Israël vermaande vanwege ongehoorzaamheid aan hem. Zij negeerden Gods tekenen en aanbaden het gouden kalf toen Mozes naar beneden kwam met de tabletten of stenen met de Tien Geboden ingekerfd (7: 145-156). Verzen 156-157 impliceren dat er iemand beter dan Mozes (en Jezus) is om hen juist te leiden. Mohammed verklaarde wat wettig en onwettig is, gebood mensen om juist te doen en verbood hen om verkeerd te doen. De joden in Mohammeds tijd kregen een tweede kans. Zouden zij die aanvaarden na van de Thora afgedwaald te zijn?

(3) De joden, echter, zagen zaken een beetje anders. Mohammed was niet opgeleid in de Thora. Hoewel hij enkele elementen in beetjes en stukjes uit de Geschriften had opgepikt, die langs de handelsroutes in Arabië circuleerden, was zijn kennis verward. Het is mogelijk dat één van de twee joodse bekeerlingen die een oppervlakkige kennis van de Thora had, hem ook coachte. Wat ook het geval was, voor de joden was het niet moeilijk, hem tegen te spreken. Bijvoorbeeld, in soera 37: 100-107, een Mekkaanse soera, gelooft hij dat Abraham bijna Ismaël, niet Isaäk op het altaar offerde (hoewel de koran niet werkelijk zijn naam noemt en de vroege moslimbronnen verdeeld zijn over zijn identiteit). Echter, Genesis 22 de enige oude bron over Abraham die bijna Isaäk offerde zegt dit niet.

In soera 18: 60-82, een andere Mekkaanse soera, verhaalt hij fantasieverhalen over Mozes en een dienaar genaamd Chidir (zogenoemd in de islamitische traditie, maar niet in de koran), die Mozes versloeg. Bijvoorbeeld, Chidir deed hem een belofte dat hij geen onderwerp naar voren zou brengen alvorens Chidir dat eerst deed. Op hun reizen ontmoetten zij een jongen, en Chidir doodde hem. Vergetende zijn belofte sprak Mozes Chidir aan, maar Chidir herinnerde hem aan zijn belofte, dus toonde Mozes berouw. Twee andere dergelijke verhalen worden met dezelfde structuur verteld. De dienaar handelde mysterieus, Mozes sprak hem aan, dus vermaande Chidir hem en verhelderde toen de verborgen bedoeling van Allah aan de in verlegenheid gebrachte Hebreeuwse profeet. Dus Chidir onthulde hem dat de jongen tegen zijn ouders en een ongelovige opstandig was. Allah zal de ouders een andere zoon geven, die zich meer rechtvaardig zal gedragen. Vergeleken met een dergelijke verwarde Mozes is Mohammed duidelijk beter.

Toen deze en andere krasse verhalen waarschijnlijk aan de joden in Medina bekend werden, was het zeer natuurlijk voor hen om enkele contradictie’s tussen zijn openbaringen en hun bijbel aan te wijzen. Het was voor hen niet moeilijk om hem te verwerpen op grond van vallen buiten de bijbelse openbaring. Daarnaast was Mohammed een heiden, en dat op zichzelf was genoeg om zich van hem af te wenden. Dus groeide de vijandigheid tussen de twee kampen.

(4) Het vierde stadium in het theologische domein is de verandering in gebedsrichting (de qibla). Vandaag bidden moslims richting Mekka en de Ka’ba, waar honderdduizenden pelgrims ieder jaar naar toe gaan. Echter, toen Mohammed in Mekka woonde, bad hij richting Jeruzalem. Nadat hij aan het einde van zijn Emigratie in 622 in Medina arriveerde, bad hij nog steeds richting Jeruzalem. Zestien maanden later (februari 624, één maand voor de slag van Badr), ontving hij een openbaring uit de hemel om de richting te veranderen naar de Ka’ba (Soera 2:122-129; 142-147). Hoe kwam dit?

Vier factoren leggen deze verandering of de noodzaak voor deze op tijd komende openbaring uit:

Ten eerste, nadat Mohammed zich in Medina had gevestigd, trof hij, zoals opgemerkt, een machtige joodse aanwezigheid in zijn nieuwe stad aan. Hij zag zichzelf als een profeet in de bijbelse traditie, maar spanning tussen hem en de joden bereikten een kookpunt. Dus hij veranderde de qibla naar de Ka’ba in Mekka. Vervolgens daagden de joden de profeet uit: als Mohammed de nieuwe vertegenwoordiger van het Jodendom en monotheïsme was, waarom bad hij richting de Ka’ba, die toegewijd was aan het polytheïsme? Hij kreeg toen een openbaring die hem permissie gaf.

De tweede factor is een gedeeltelijk antwoord op de uitdaging van de joden. Hij geloofde dat Abraham het heiligdom gebouwd en gereinigd had, dus behoort het niet aan de polytheïsten toe, maar aan hem (soera’s 2: 122-129; 8: 34-38). Hij was de beste vertegenwoordiger van waar monotheïsme, en hij was degene die Abraham eerde.

De derde betreft de Arabische gewoonte van roofovervallen. Na een jaar van vruchteloze overvallen op Mekkaanse karavanen in 623, hadden Mohammeds djihadisten uiteindelijk in januari 624 geluk door een karavaan dichtbij Mekka te overvallen, bloed vergietend in een heilige maand. Toen zij de buit terugbrachten naar Medina, waren de niet-moslims begrijpelijk boos omdat zij wisten dat de Mekkanen niet hun nederlaag en Mohammeds schending van een heilige maand onbeantwoord zouden laten. Conflicten zouden escaleren om de Mekkaanse eer te herstellen. Wat was zijn rechtvaardiging?

Ten vierde, naast zijn theologische overtuiging dat Abraham de Ka’ba had gebouwd, moet niet over het hoofd gezien worden dat het heiligdom een populaire plaats van pelgrimage op het Arabisch schiereiland was, het genereerde veel inkomen. Omdat vroege islam expansionistisch is, kon Mohammed de Ka’ba niet met rust laten totdat “de godsdienst alleen voor Allah wordt.” (Soera 2:193) Het moet een plaats van pelgrimage en steun voor moslims worden, zoals Mohammed zelf toegaf: “Allah heeft de Ka ’ba, het onschendbare Huis tot behoud van de mensheid gemaakt” (Soera 5:97).

(5) Ten slotte, gegeven dergelijke contradicties en verwarde bijbelkennis, moest Mohammed theologisch terugvechten, zich een nieuw pad slaan en zaken in het nieuwe licht van Abrahams religie herinterpreteren als Mohammeds nieuwe concurrerende religie moest overleven. Deze strijd duurde enkele jaren totdat de joden niet langer een bedreiging waren, en hij zijn agressieve energie tegen de christenen richtte. Maar tot die tijd, sloeg hij terug op tenminste vier manieren.

Allereerst beweerde hij, bijvoorbeeld, dat Abraham geen jood (noch een christen) was (soera 3: 67).Dus oorspronkelijk monotheïsme is open voor een andere nakomeling van Abraham: Mohammed zelf en zijn Arabieren, van wie volgens Mohammed geloofd moet worden af te stammen van de eerste monotheist via Ismaël, .

Ten tweede, de Hebreeuwse bijbel (en het nieuwe testament) werd op kwaadaardige wijze fout geïnterpreteerd en fout toegepast (soera’s 2: 75, 79; 3:77-78; 4:44-49). De koran, aan de andere kant, kwam direct via Gabriël van Allah en is dus niet te corrumperen en is direct en helder (soera’s 39:28, 55:1, 75:19, 26:193, 2:97). Mohammeds religie wint het, volgens hem, van iedere contradictie. Bovendien werd over joden gezegd, de waarheid over Mohammeds profeetschap en de rechtvaardige praktijken van de islam te verbergen (soera’s 2:42, 146, 159, 174; 3:187-188; 5:70), dus de bijbel getuigt werkelijk over Mohammed, hoewel de joden niet willen dat dit uitlekt.

Ten derde, vanuit Mohammeds gezichtspunt, maakte zowel het jodendom als het christendom exclusieve beweringen van het zijn van de juiste weg (soera 2: 111-113), niettemin kwamen beiden van dezelfde kinderen van Israël; dus beide religie’s waren van van hun oorsprongen afgedwaald. Dus als bepaalde beweringen van alle drie religie’s tegenstrijdig zijn, dan ligt de fout in de eerste twee religie’s, niet in de zijne, die in zijn logica alle contradicties oplost (soera 3:23).

Ten vierde zegt, zoals opgemerkt, de Thora zelf dat de kinderen van Israël, Mozes ongehoorzaamden door Gods tekenen te negeren en het gouden kalf te aanbidden. Als de joden van Mozes’ tijd ongehoorzaam waren, dan kunnen de joden volgens Mohammeds logica als eenheid in zijn tijd niet puurder zijn (soera 7: 145-156), hoewel sommigen erkenden rechtschapen te blijven (soera 3: 113-115). En dus is Mohammeds religie de betere en puurdere representatie van Abraham en vervult en voltooit het het Jodendom.

De theologische breuk met de joden is nu volledig. Als deze vijf stadia alleen gebleven waren in het rijk van abstracte theologie, dan zou (ondanks theologisch verschil) toen en zelfs vandaag geen conflict tussen moslims en joden ontstaan zijn. Echter, de islam kan niet blijven in een abstract rijk omdat het alle facetten van de maatschappij moet omhullen en beheersen. Bovendien kwam de koran direct en puur via Gabriël van Allah naar de aarde, en wordt het verondersteld de mensheid in alle zaken te leiden.

Politiek, oorlogvoering en verovering

Naarmate de vijandelijkheden groeien in het domein van de theologie, groeit de politieke spanning hand in hand ook. Mohammed groeit in zijn militaire kracht, die zijn theologie en politiek ondersteunen. Het is in deze setie dat Mohammeds vijandelijkheid jegens de joden het meest zichtbaar zal worden. De groei van zijn vijandigheid gebeurt in zeven chronologische stadia. Aan het einde van dit proces zullen de joden niet langer het Arabische schiereiland bewonen. Exces is nooit juist, maar wordt Mohammed excessief in zijn antwoord aan de joden en hun oppositie tegen hem? Het antwoord hierop kan accuraat geraden worden, maar hoe wordt hij excessief?

In de tijd van Mohammeds hidjra woonden er drie grote joodse stammen in Medina: Qainoeqa, Nadir en Qoeraiza. Mohammed werkte aan een verdrag met hen dat inhield dat alle joden “geen vijand tegen hem mochten steunen,” en ergens anders “zij noch voor hem noch tegen hem moesten zijn,” met andere woorden, neutraal zouden zijn. Echter, een andere vroege bron zegt dat alleen één stam, de Qoeraiza, een verdrag had. De bronnen, dan, geven zaken verwarrend weer, maar omdat de voorwaarden niet buitenissig zijn, werd waarschijnlijk met één stam of met alle stammen daadwerkelijk een verdrag getekend. Watt duidt correct op het punt dat moslimbronnen een sterk motief hebben om de zaak tegen Qoeraiza-stam zo zwart als mogelijk te maken, dus enkele van de voorwaarden van het verdrag kunnen overdreven of uitgevonden zijn. Echter, zelfs als we aannemen dat een dergelijk verdrag getekend werd, kunnen we nog steeds deze vragen stellen: Wie mag beslissen hoe de voorwaarden van het verdrag gehandhaafd worden? Zullen de joden ten prooi vallen aan dergelijke eenzijdige interpretaties?

Bron : Watt, Muhammad at Medina , Oxford UP, 1956, p. 196.

(1) In april 624 (of een maand of twee later) na zijn overwinning op de slag van Badr in maart, een slag die zijn positie in Medina zekerder maakte, verdreef Mohammed de stam die de handel in Medina domineerde: Qainoeqa. Op een dag was een moslimvrouw handel aan het drijven in deze joodse sectie, en sommige joden (of een jood) maakten haar rok vast aan een spijker. Toen zij opstond, werd zij ontbloot. Een moslim was toevallig aanwezig en zag de grap en de bespotting, en doodde één van de grapjassen, die de dood van hun vriend op hun beurten wreekten. Ondanks deze streek gevonden in de islamitische brondocumenten is het onhelder wat zijn ware motieven voor de verdrijving waren, want de truc wordt ergens anders in preïslamitische Arabische literatuur gevonden. Ongeacht dit feit was de reactie disproportioneel. Maar wat ontlokte de verdrijving? Was het de joodse weigering om moslims te worden? Joodse oppositie tegen zijn beleid en religie?

Bijvoorbeeld, Aboe Bakr, één van zijn voornaamste metgezellen, stommelde een joodse school binnen, geleid door twee rabbi’s. Aboe Bakr riep één van de rabbi’s “om God te vrezen en moslim te worden omdat hij wist dat Mohammed de apostel van God was die de waarheid van Hem gebracht had en dat zij het geschreven zouden vinden in de Thora en het Evangelie.” Eén van de rabbi’s sprak hem brutaal tegen, zeggend dat Allah arm moet zijn als Mohammed geld van de joden moet lenen. In woede sloeg Aboe Bakr hem hard op het gezicht, hem vertellend: “Ware het niet dat er een verdrag tussen ons is, dan zou ik uw hoofd afhakken, u vijand van Allah!” Het verhaal eindigt met de rabbi die tegenover Mohammed ontkent dat hij Aboe Bakr brutaal had tegengesproken (merk op hoe de jood niet alleen een godslasteraar is maar ook een leugenaar), maar de profeet kreeg een openbaring dat de rabbi Allah bespot had. Dus was Aboe Bakr gerechtvaardigd in het nemen van fysiek geweld als antwoord op de onbeleefde woorden. Hij is een moslimheld. Overigens zijn er er veel snel vertelde verhalen als deze die overal in de islamitische bronnen gevonden worden die gewone lezers choqueren. Islam is niet de religie van vrede.

De moslimemigranten verhuisden van een handels- en handwerksplaats (Mekka) naar een agrarische plaats (Medina) in 622 na Christus, dus waren zij verarmd. De Qainoeqa-stam beheerste de markt van de handwerkmannen in Medina - de exacte vaardigheden van de Emigranten. Dus waren Mohammeds motieven gedeeltelijk economisch? De vroege historicus Tabari schrijft: “De Banoe (stam) Qainoeqa hag geen land, aangezien zij goudsmeden [en wapen-makers] waren. De Boodschapper van God nam veel wapen die hen toebehoorden en de gereedschappen van hun handel.”

Bedrogen de Qainoeqa op wat voor manier dan ook Mohammed tussen de slag van Badr (624 na Chr.) en de slag van Oehoed (625 na Chr.)? De bronnen geven geen betrouwbare details.

Echter, de economische of vergeldingsmotieven doen vandaag niet ter zake, omdat Bin Laden geïnspireerd wordt door de grap om grieven tegen de joden te hebben. Zie bijvoorbeeld, zijn fatwa waar in de inleiding van dit artikel naar verwezen wordt, waarin hij deze grap citeert als een reden (naast andere) om hen te haten . Hij impliceert dat als Mohammed zo hevig reactief was, Bin Laden gerechtigd is om dezelfde overgevoelige trekker te hebben die afvuurt wanneer die nauwelijkse aangeraakt wordt.

Wat ook het geval is, Mohammed voerde oorlog tegen deze joden. Zij trokken zich terug in hun vestigingen en hij belegerde hen vijftien dagen. Hij gaf hen drie dagen om de schulden te innen die aan hen verschuldigd waren en om uit Medina te vertrekken, maar om hun gereedschappen achter zich te laten. Namen tenminste enkele van de arme Emigranten de vacante posities in? De stam vertrok naar noorden naar Wadi’ l-Qoera, waar een joodse gemeenschap leefde. Een maand daarna vertrokken zij richting Syrië.

Was Mohammeds antwoord op het conflict proportioneel? Het lijkt van niet, want de Qainoeqa voerde nooit oorlog tegen Mohammed. Waarom zouden we dan verbaasd zijn, als Mohammeds radicale volgelingen vandaag disproportionele antwoorden geven op begrijpelijke agressies? Is het verbazingwekkend waarom miljoenen moslims de joden op een disproportionele wijze haten? Zij volgen slechts hun leider. Maar zelfs als het tegengesproken wordt dat moslims genoeg grieven vandaag hebben om de joden te haten, dan hoe kan van gematigden verwacht worden hen aan te sporen om hun haat te laten varen, als Mohammed hun leider is? Dit zal duidelijke worden als we verder gaan met het uiteenzetten van Mohammed gespannen relaties met de joden.

Bronnen: Moeslim, vol. 3, nos. 4363; Ibn Ishaak, Leven van Mohammed, vertaald door A. Guillaume, Oxford UP, 1955, p. 263 / Arabic p. 388 en p. 363 / 545; Tabari, The Foundation of the Community, verteld door M. V. McDonald, vol. 7 ( SUNYP, 1987), pp. 85-87 / 1359-62.

(2) In het tweede stadium, gebeurend laat in augustus en vroeg in september 625, belegerde Mohammed de Nadir-stam en verdreef hen uit Medina. Mohammeds motieven waren veel te ingewikkeld om hier te beschrijven, maar zij lijken te worden gebaseerd op het betalen van bloedgeld dat het verlies van leven compenseert. Hij ging naar de Nadir-vestiging dichtbij Medina om bloedgeld te vragen dat hij moest betalen, maar de joden wilden niet ondanks klaarblijkelijke overeenstemming met een andere stam waarin de Nadir-stam vereist werd om mee te betalen. Zij vroegen hem te blijven totdat zij een diner hadden bereid, maar na een korte tijd verliet hij hen omdat hij een openbaring kreeg dat zij van plan waren om hem om te brengen door een steen uit een gebouw te laten vallen. Of wellicht lag de werkelijke reden voor het verdrijven van de stam in Mohammeds recente verlies in de slag van Oehoed in maart 625 en in een mislukte overvalexpeditie in juni, dus zijn positie verzwakte enigszins in Medina, maar was nog sterk genoeg om de stam te weerstaan.

Wat ook het motief is, Mohammed belegerde Nadir in hun vestigingen gedurende vijftien dagen totdat hij hun dadelpalmen, hun levensonderhoud, vernietigde, dus capituleerden zij om zijn eerste eis voor bloedgeld. Echter, hij verhoogde de straf - zij mochten niets van hun palmen krijgen. Hun levensonderhoud onderging vernietiging en daarna diefstal, zij gingen naar de stad Chaibar, zeventig mijlen ten noorden, waar zij landgoederen hadden. Deze overname hielp de bestaande armoede van vele moslims verlichten, omdat zij hun dadelboomgaarden overnamen.

Soera 59 gaat over de verdrijving van Nadir. We behoeven deze niet te analyseren omdat het de thema’s herhaalt van het beantwoorden van beschuldigingen dat Mohammed de buit niet eerlijk verdeelde, en van Allah’s grootheid in het steunen van de islam. Echter, van bijzonder belang is een zelfdienende openbaring die Mohammed toestaat om de dadelpalmen in bezit van de joden, om te hakken (soera 59: 2). De wet en gewoonte verboden deze praktijk in oorlog of op enig ander moment, maar Allah gaf zijn profeet toestemming om deze regel te verbreken. Blijkbaar was hij te machtig om berecht te worden voor deze illegale daad.

Mohammed verdreef de gehele stam omdat zij vermoedelijk hem probeerden te doden en hem weigerden bloedgeld te betalen. Is zijn antwoord op hun weigering en moordpoging proportioneel? Waarom omsingelde hij niet het huis waar de veronderstelde moordpoging plaatsvond en eiste dat alleen enkelen van hen werden geëxecuteerd of verdreven? Iedere objectieve waarnemer begrijpt dat Mohammeds antwoord excessief was.Waarom zouden we daarom verrast moeten zijn als Mohammeds radicale volgelingen vandaag disproportioneel antwoorden op de begrijpelijke agressie, in het bijzonder in hun haat ten opzichte van de joden? Hoe kan zijn voorbeeld überhaupt hen stoppen?

Bronnen: Boechari vol. 5, nos. 4028-4036, in het Boek van Militaire Expedities; Moeslim vol. 3, nos. 4324-4326 en 4346-4349; Ibn Ishaak pp. 437-38 / 652-54; Tabari, vol. 7, pp. 156-61 / 1448-1453.

(3) en (4) De derde en vierde stadia betreffen twee moorden van joodse leiders van de Nadir-stam één jaar van elkaar gescheiden, omdat zij zich met Mohammeds vijanden: Sallaam b. Abi’ l-Hoeqaiq (Aboe Rafi) en Oesair (of Joesair) b. Razim verbroederden, gebruikende Watt’s chronologie.

Als eerste, in mei 626 slaagde een moslim die een joodse pleegmoeder had en Hebreeuws sprak erin om ’s nachts met vier metgezellen Aboe Rafi’s huis binnen te komen om gemakkelijk hem te doden. Zij verborgen zichzelf totdat de zoektocht gestopt was en keerden toen terug naar Medina, met de zegen van Mohammed – hij was degene die de bende had uitgezonden.

De tweede moord, in februari - maart 627, was misleidender. Onder de vermomming van ambassadeurs van Mohammed, reisden dertig moslims naar Chaibar en nodigden Oesair uit om naar Medina te gaan om vrede tussen hem en Mohammed te onderhandelen. Ondanks waarschuwingen gingen dertig joden met de moslims mee. Watt zegt correct dat de joden ongewapend waren ( Muhammad at Medina, p. 213). De moslimleider liet zijn kameel die hem en Oesair vervoerde op slinkse wijze achteraan lopen en toen doodde de moslim hem. De andere joden werden met één uitzondering ook gedood.

Dus, Mohammed hield zich bezig met moorden, zelfs op een misleidende wijze, om zo met twee joodse leiders af te rekenen die met zijn vijanden konkelden.

Waarom zouden gewelddadige fanatiekelingen niet geïnspireerd zijn door deze “techniek” van het ontdoen van vijanden, zoals Mohammed en zijn latere volgelingen hen beschouwden? Specifieker, waarom zouden zijn radicale volgelingen vandaag de joden niet haten en niet betrokken zijn bij geweld tegen hen? In ieder geval zoveel is waar, Mohammeds voorbeeld verbiedt het hen niet.

Bronnen: Boechari vol. 5, nos. 4038-4040, in het Boek van Militaire Expedities; Tabari, pp. 99-105 / 1375-83; Ibn Ishaak pp. 482-84 / 714-16; 981 en 665-66 / 981.

(5) In maart 627, na de slag van de Loopgraven, legde Mohammed de mannen in de joodse stam van Qoeraiza de uiteindelijke straf op, zijn derde en laatste grootse joodse rivalen in Medina. Betrouwbare tradities zeggen dat Gabriël zelf naar beneden naar Mohammed kwam en hem vroeg waarom hij zijn uniform uit deed en een bad aan het nemen was. Er was nog één slag te gaan: tegen de joden. Deze stam werd verondersteld neutraal te blijven in de slag, maar zij leken gekonkeld te hebben met de Mekkanen en op het punt te staan om Mohammed van achteren aan te vallen - hoewel zij dit niet deden. Niettemin moesten zij, volgens Mohammeds interpretatie van de feiten, berecht worden.

De straf: Dood door onthoofding voor ongeveer 600 mannen (één bron zegt zelfs 900, Ibn Ishaq, p. 464)) en slavernij van de vrouwen en kinderen. Mohammed was wijs genoeg om zes stammen ieder twee joden te later executeren om enig bloedvete te stoppen. De rest van de executies werd waarschijnlijk uitgevoerd door Mohammeds mede-emigranten uit Mekka, gedurende de nacht, aangezien de hoofden en lichamen in de loopgraven gesleept werden.

Een moslimverdediging van deze wreedheid zegt dat de joden het eens waren met een vonnis uitgevaardigd door een moslimbondgenoot, Sad bin Moeadh. Echter, hij stemde tegen de joden. Dus het was niet Mohammeds schuld. Echter, deze verdediging is, naast de stilzwijgende erkenning dat deze straf excessief was, misleidend omdat Mohammed de rechtspraak kon stopzetten en hen uit Medina kon verdrijven (zoals zij inderdaad verzochten) of hen genade kon tonen, mogelijk een gedeelte van hun goederen en producten als borg nemend.

Een andere moslimverdediging van deze wreedheid is dat de joden hun bestand om neutraal te blijven in de slag verbraken. Dit betekent dat zij hun straf verdienden. Antwoord hierop is dat deze straf Arabisch tribalisme op zijn slechts weergeeft. (Sommige moslims vandaag verheerlijken vroege islam vanwege het afschaffen van tribalisme.) Mohammed zou alleen enkele leiders of schuldigen kunnen executeren. Hij hoefde niet de hele joodse stam van de aardbodem weg te vegen, door executie en slavernij.

De derde verdediging is zelfs slechter dan de eerste twee. Reza Aslan, een jonge intellectuele Iraniër, in zijn boek Geen god dan God ( Random House, 2005), zegt dat de Qoeraiza-stam slechts een kleine fractie van de joden in Medina en omgeving uitmaakte (p. 94). Daarom is Mohammeds executie van hen geen “genocide” ( Aslan’s woord). Zijn stilzwijgende conclusie is dat deze daad tegen een kleine joodse stam mineur en daarom niet extreem maar proportioneel is. Antwoord hierop is dat tribalisme heerste in de Arabische cultuur (en nog op vele plaatsen vandaag doet), en Mohammeds een gehele stam elimineerde; hoewel het geen genocide is, is het excessief voor hun “onbeschaamde” ( Aslan’s woord) misdaad. Het is slechts clandestien om het woord “genocide” te gebruiken alsof het veronderstelt om Mohammeds excessieve bestraffing aanvaardbaar te maken. Een stam elimineren? Dat is geen probleem wanneer we het vergelijken met een genocide, lijkt Aslan te bedoelen. (Dit soort van verwarde verdediging van Mohammeds onverdedigbare daden vind je terug in moslim literatuur en websites vandaag.) Echter, iemand die een gezond oordeel kan vormen en wiens geest niet vertroebeld is door een leven van devotie aan de islam, weet dat Mohammeds daad tegen de Qoeraiza-stam feitelijk en objectief excessief was, ongeacht zijn cultuur en de eeuw waarin hij leefde.

Wat slechter is, de profeet lijkt deze wreedheid te vieren in soera 33: 25-27, een openbaring van Allah over de slag van de Loopgraven en zijn behandeling van Qoeraiza:

33:25 25. En Allah dreef de ongelovigen [Mekkanen en hun bondgenoten] en hun woede (over hun verlies) terug; zij bereikten niets van het goede. En Allah hield (de ongelovigen) af van de gelovigen in de strijd [ q-t-l]...
26. En Hij zond degenen die hen (de bondgenoten) steunden van de Lieden van de Schrift [Qoeraiza] van hun forten naar beneden. En Hij wierp angst in hun harten. Jullie doodden [ q-t-l] een groep (mannen) en jullie namen een groep (vrouwen en kinderen) gevangen.
27. En Hij deed jullie hun land en hun huizen en hun bezittingen erven en een land dat jullie nog niet betreden hebben. En Allah is Almachtig over alle zaken. (Siregar)

Deze verzen tonen drie onplezierige waarheden aan. Allereerst, Allah helpt de moslims in oorlogvoering of strijd (drieletter Arabische wortel is q-t-l in vers 25) tegen een veel grotere vijand, dus Allah bekrachtigt de islam in strijd. Ten tweede, Allah staat het tot slaven nemen en onthoofden van joden toe, dus iedere moslim bekend met de achtergrond van dit vers weet dat onthoofding als zodanig in de koran opgenomen is. Het woord q-t-l in vers 26 kan slachting betekenen. Tenslotte, Allah staat Mohammed toe om het bezit van de joodse stam in te nemen op de basis van verovering en zijn bezit van alle dingen. Dit is een dubieuze openbaring en redenering. Allah spreekt, en dit bevoordeelt Mohammed materieel. Dit gebeurt te vaak in Mohammeds leven. Dus, opnieuw religie, politiek, rijkdom, wraak en strijdkrachten komen samen in de islam. Het is geen wonder en geen verrassing dat terroristen geïnspireerd worden door geweld in de vroege islam. Of dat gewone moslims zich gerechtigd voelen om vijandschap in hun hoofden te koesteren tegen joden. Hoe kan het voorbeeld van Mohammed hen vertellen hiermee te stoppen?

Niettemin laat soera 33:25-27 Mohammeds hartsverlangen achterwege:

De apostel koos één van hun vrouwen voor zichzelf, Raihana bint Amr... één van de vrouwen van...Qoeraiza, en zij bleef bij hem tot zij stierf, in zijn macht. De apostel wilde met haar trouwen en plaatste een sluier om haar, maar zij zei: “Nee, laat mij in uw macht, want dat zal gemakkelijker voor mij en voor u zijn.” Dus verliet hij haar. Zij had weerzin getoond richting islam toen zij gevangen genomen werd en bleef het Jodendom aanhangen.

Kort daarna bekeerde zij zich tot de islam en een boodschapper informeerde Mohammed hierover, en hij reageerde op het goede nieuws: “Dit gaf hem genot.” Het is niet juist te geloven dat dit Mohammeds motief was om zoveel joden te executeren, maar zijn liefde voorzag hem een extra, onvoorzien voordeel, dat wil zeggen de vrouw die hij als zijn slavin had genomen.

Nogmaals: deze wreedheid kan niet worden verdedigd door redelijke mensen. Mohammed reageerde disproportioneel op een breuk in het verdrag. Moet het ons daarom verbazen, dat vele in de moslimwereld een disproportionele jodenhaat hebben? Hoe kan het voorbeeld van Mohammed hen vertellen om deze haat nu te stoppen?

Bronnen: Boechari vol. 4, no. 2813 in het Boek van Djihaad; en vol. 5 nos. 4117-4124 in het Boek van Militaire Expedities, in het bijzonder nos. 4121 and 4122; Moeslim vol. 3, nos. 4368-4373; Ibn Ishaak, p. 466 / 693; Tabari, De Overwinning van de Islam, vol. 8, vertaald door Michael Fishbein, ( SUNYP, 1997), pp. 27-41 / 1485-1500.

(6) In mei – juni 628, kort na het verdrag van Hoedaibia met de Mekkaanse polytheïsten, volgens welke beiden konden omgaan met hun bondgenoten aangezien beide kanten het goedkeurden, viel Mohammed nauwelijks één of twee maanden na het verdrag Chaibar aan. Waarom deed hij dit? Solide bewijs suggereert dat Oemar, één van de innigste metgezellen, ontevreden was met het verdrag omdat hij het zag als een compromis met de polytheïsten. Ook geloofden enkele van de burgers dat de rooftocht (het was in werkelijkheid een pelgrimage naar Mekka) een mislukking was omdat het geen buit opleverde. Het is mogelijk dat Mohammed besloot om Chaibar te veroveren om deze onenigheid te kalmeren. Verder, hoewel de joden te Chaibar – nu met de verdreven Nadir-stam numerieker – nooit Mohammed fysiek aanvielen, gingen zij met Mohammeds Arabische vijanden allianties aan. De joden, niet afgeschrikt door de Mekkaanse nederlaag, moedigden voortdurend hun bongenoten aan om de wapens op te nemen. Echter, de bedreiging voor Mohammed was na de slag van de Loopgraven al te laat en betekenisloos, want hij was te sterk.

Lang geleden bouwden de joden van Chaibar een reeks forten, sommige op heuvels, en zij dachten onaantastbaar te zijn, maar Mohammed viel hen één voor één aan. Uiteindelijk zegevierde hij en bepaalde de voorwaarden van overgave. De joden konden hun bezit behouden, maar zij moesten de helft van hun omzet aan speciaal aangewezen moslims die met deze verovering meegingen en aan sommige notabelen geven, zoals Mohammeds vrouw Aïsja. Dit leidde een bijzonder beleid in dat Mohammed in zijn religie sloot: veroverde steden die het Volk van het Boek huisvesten werden niet vereist om zich verplicht te bekeren, maar zij moesten een speciale “ beschermings-”belasting betalen, die volgens islamitische apologeten, de joden en christenen bijzondere “voorrechten” geeft om te leven onder de islam; maar een buitenstaander kan correct afleiden dat de “bescherming” een garantie meebrengt dat de betalers niet opnieuw aangevallen zullen worden. De details van deze regels zijn in de tijd uitgewerkt (zie soera 9: 29).

Is konkelen met Mohammeds vijanden gelijk aan het veroveren van de hele stad Chaibar? Waarom zouden moslims vandaag niet hun profeet imiteren?

Bronnen: Boechari vol. 3, no. 2720, in het Boek van Voorwaarden, en vol. 5, nos. 4147-4191 en 4194-4249 in het Boek van Militaire Expedities; Moeslim vol. 3, nos. 4437-4441; Ibn Ishaak pp. 510-18 / 756-69; Tabari, vol. 8, pp. 116-30 / 1575-30.

(7) In de zevende en laatste stadium, tijdens het kalifaat van Oemar (hij regeerde van 634 tot 644 na Chr.), werden de joden uit het Arabische schiereiland verdreven, Oemar citerend de woorden van de profeet uitgesproken op zijn sterfbed: “Twee religie’s zullen niet samen blijven op het schiereiland van de Arabieren.” Wat was de overhaaste gebeurtenis om de joden te verdrijven? Twee moslims gingen hun bezit in Chaibar inspecteren, één van hen werd ‘s nachts in zijn bed aangevallen en kreeg zijn ellebogen uit de kom door een ongeïdentificeerde aanvaller. De aangevallen moslim deed hiervan verslag aan Oemar. De kalief concludeerde: “Dit is het werk van de joden.” Dit was genoeg aanleiding om de hele joodse gemeenschap uit Chaibar en Wadi’ l-Qoera te verdrijven. Als gereputeerde historici dit incident fantaserend de reden voor het verdrijven van de joden moesten noemen, is het vreemd dat het in Arabische teksten kwam, zodat miljoenen het zouden geloven. Dit toont dat irrationeel exces in het prille begin in de islam sijpelde.

Bronnen: Boechari, vol. 3, no. 2730, in het Boek van de Voorwaarden; Moeslim vol. 3, no. 4366; Ibn Ishaak p. 525 / 779-80;

Deze sectie concluderend: Representeren deze zeven chronologische stappen nu een masterplan opgesteld door Mohammed tegen de joden? De meeste geleerden zeggen van niet. Mohammed voelde aan wat moest gebeuren. Echter, het is niet toevallig dat dit pad hem in één richting leidde: de geleidelijke verdrijving en dood van de joden die in Medina en omgeving woonden. In tegenstelling tot dit feit, wordt soms geargumenteerd dat deze stadia in Mohammeds leven geen aanleidingen geven voor moslimvijandelijkheden vandaag. Niettemin is één ding zeker: deze ware incidenten die culmineerden in het doden en verdrijven van de joden kunnen de vijandelijkheden van vandaag niet stoppen. Niemand kan Mohammeds leven en beleid gebruiken als een model van vrede en goddelijke liefde voor de joden.

Conclusie

In de inleiding van dit artikel zei Osama bin Laden dat de vijandschap tussen de moslims en de joden ver terug gaat in de tijd en diep gegrond is. Hij verwees naar Mohammed in Medina tijdens niet meer dan tien jaren. Hoe juist was hij over de geschiedenis van deze irrationele vijandelijkheid.

Wat betreft het gehele artikel, wat zien we als we een stap terugnemen en kijken naar het grote plaatje van Mohammeds relaties met de joden?

In al deze moorden, conflicten, belegeringen en veroveringen, geloven traditionele en vrome moslims dat Mohammed nooit excessief handelde, omdat wanneer verdragen werden verbroken of wanneer hij of zijn volgelingen aan vervolging en verraad leden, hij alleen dan zou vergelden of straffen en alleen in de juiste proportie. Moslims lijken dit a-priori uit de koran te weten. Mohammed zegt in de Mekkaanse soera 16: 126 het volgende:

126. En wanneer jullie bestraffen, bestraft dan in overeenstemming met wat jullie aangedaan is. Maar als jullie geduldig zijn is dat zeker beter voor de geduldigen. (Siregar)

Waarom zou Mohammed zijn eigen Schrift ongehoorzaam zijn? Uit dit vers en verkeerd redeneren komt absolutistisch redeneren zoals dit:

  1. Iedereen die een ware profeet is, is nooit excessief, maar altijd proportioneel.
  2. Mohammed was een ware profeet.
  3. Daarom was hij nooit excessief, maar altijd proportioneel

Dat is het ideaal. Wat betreft de werkelijkheid? Volgen traditioneel moslimgeloof en -logica de geschiedenis? Nee. Het lijkt dat Mohammed niet altijd geduldig blijft (zie de laatste bijzin in soera 16: 126) en wraak neemt.

Het is een bruut feit dat toen Mohammed in 622 na Christus in Medina arriveerde, een aanzienlijke joodse gemeenschap in en rond Medina gedijde. Toen hij stierf in 632, waren in Medina enkele joden overgebleven, vanwege verdrijving, dood of slavernij. Natuurlijk zijn al deze onplezierige gebeurtenissen niet alleen de schuld van de joden. Maar wat betreft de logica? Moslims geloven dat hun profeet een bepaalde staat van perfectie bereikt had, dus hoe kunnen deze gebeurtenissen zijn schuld zijn? “Per slot van rekening zijn dit joden,” lijkt traditioneel moslimgeloof te beweren.

Eén islamoloog antwoordt dat in Mohammeds bestraffingen en vergeldingen, hij eenvoudig de Arabische gewoonte aan het volgen was, die verschillende vormen van het omgaan met vijanden toestaat, inclusief slavernij of de dood. De verslagen over de wreedheid tegen Qoeraiza zijn geschreven op een gewone manier, dus dit betekent dat de wreedheid van nature gewoon is (Watt, Muhammad: Prophet and Statesman, p. 173). Als antwoord, aangenomen dat iedereen onderdeel is van zijn eigen cultuur, moet een profeet de twijfelachtige gewoontes van zijn cultuur praktiseren zoals stammenexecutie of slavernij? Zijn deze niet excessief van nature? Het is teleurstellend dat een Allah-geïnspireerde profeet niet boven deze dubieuze en gewelddadige gewoontes kon of wilde uitstijgen.

Dus hoe bepaalde Mohammed een proportioneel antwoord? Is een goedkope truc op de markt gelijk aan oorlog en ballingschap? Osama bin Laden denkt dat dat zo is. Is het aanzetten of konkelen met een vijand, zoals mogelijkerwijs Nadir en Qoeraiza deden, proportioneel voor ballingschap, massa-executie, of de verovering van een stad? Wat zouden de 600 mannelijke joden van Qoeraiza zeggen? Zijn twee uit de kom geschoten ellebogen door een ongeïdentificeerde aanvaller voldoende aanleiding voor het voltooien van de verdrijving van de joden uit Arabië? Wie besluit dat? Het stamhoofd met het machtigste leger?

Islam moet de wereld en iedere aspect van de maatschappij besturen. Dat is de wil van Allah, dus veel moslims moeten hun godheid gehoorzamen in het uitvoeren van zijn wil. Deze dominantie begint in het Arabische schiereiland en stroomt naar Europa, Noord-Amerika, en Centraal en subcontinent Azië, helemaal naar China. Dit einde of doel staat allerlei soorten van zelfdienende interpretaties toe als middelen voor het implementeren van Allah’s wil, zoals het eenzijdig interpreteren van excessieve en disproportionele vergeldingen.

Zaden van gewelddadige ambiguïteit zijn gepland in de vroege bodem van de islam. Het is geen wonder en geen verrassing dat niet-gewelddadige en gewelddadige fanatiekelingen in het bijzonder in hun jodenhaat door Mohammed en zijn boek geïnspireerd worden. En het is geen wonder en geen verrassing dat gewone moslims ook haat jegens de joden hebben.

Dit artikel heeft een vergezellend-artikel.