Hoe Jezus Christus het oude testament vervult

Een analyse van Matteüs 5:17-20

James M. Arlandson

Waarom offeren christenen geen dieren om boete te doen voor hun zonden?

Waarom hoeven christenen zich niet aan een koosjerdieet te houden (tenzij zij dit uit vrije keuze doen)?

Waarom zijn christenen niet verplicht om een centrale tempel te bouwen om zorgvuldig voorgeschreven rituelen te volgen in een land dat speciaal voor hen is uitgekozen?

Het driejarige openbare optreden van Jezus Christus, dat culmineerde in zijn dood en opstanding en de vestiging van zijn kerk, maakt een groot verschil tussen het oude testament (het oude verbond) en het nieuwe testament (het nieuwe verbond). In die drie korte jaren luidde hij een nieuw tijdperk van redding in, hoewel in het oude tijdperk de zaden van het nieuwe reeds aanwezig waren.

Het belangrijkste en soms moeilijk te verklaren verband tussen Jezus en zijn discipelen en het oude verbond wordt gevonden in Matteüs 5:17-20, in de context van de beroemde bergrede. De vier verzen in de Nieuwe Bijbel Vertaling (NBV) lezen:

5:17 Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. 18 Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. 19 Wie dus ook maar een van de kleinste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan. 20 Want ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.

Dit is een ingewikkeld gedeelte, onder meer omdat het op het eerste gezicht schijnt dat de wet en de profeten (een nieuwtestamentische uitdrukking om de volledige Schrift mee aan te geven; verg. Matteüs. 22:40; Lucas 16:16), nog steeds van kracht zijn zolang de hemel en de aarde bestaan. Maar zoals wij zojuist zeiden, schrijft het oude verbond dierlijke offers voor, terwijl christenen dat niet meer doen om hun zonden af te betalen. Wat is er gebeurd?

Het oude verbond staat tot het nieuwe verbond als de belofte staat tot de vervulling. Hoe vervulde Jezus Christus, hoe vervult hij nog steeds en hoe zal hij de beloften van de oude verbond vervullen?

Dat is een ingewikkeld verhaal. Christenen worden geïnstrueerd het oude testament te lezen en mogen daarvan profiteren, maar zij geloven niet dat alles daarin definitief is. Christenen eren het oude testament als het woord van God, net zoals Jezus dat deed. Maar zij lezen het door de visie van Jezus en de door de heilige Geest-geïnspireerde schrijvers van de boeken en epistels van het nieuwe testament ten slotte.

Niet alles als definitief? Welke delen daarvan zijn vandaag de dag dan nog van toepassing, als er überhaupt nog iets van toepassing is?

Veel christenen hebben een verkeerde kijk op deze belangrijke zaak, dus komt het niet als een verrassing dat moslims hierop eveneens een verkeerde kijk hebben. Op sommige websites en in artikelen verwijzen moslimpolemisten naar het oude testament om bijvoorbeeld het executeren van homoseksuelen te rechtvaardigen in de islam. Het staat in de bijbel, dus waarom zouden christenen hierover klagen? De polemisten schijnen te impliceren dat de hele mensheid terug moet gaan tot 1400 jaar voor Christus via de verwaterde en vervormde “ oude-nieuwe” wet van Mohammed om de oude regels voor iedereen opnieuw in te voeren. Maar polemisten begrijpen het verband tussen de oude en nieuwe testamenten niet. Wellicht zal dit artikel ertoe bijdragen deze zaak voor zowel christenen als moslims te verduidelijken.

De historische en letterlijke contexten van Matteüs 5:17-20

Het is noodzakelijk om een heilige tekst in zijn historische en letterlijke contexten te analyseren.

Historische context

De volgende twee culturele feiten zijn relevant voor Matteüs 5:17-20.

Ten eerste, tijdens Jezus’ openbare optreden waren de offers in de tempel in Jeruzalem nog steeds van kracht. Alle regels in de Thora (de wet) en de rest van het oude testament golden toen nog. De offers gaan in feite door tot het jaar 70 toen de Romeinen onder generaal Titus, zoon van keizer Vespasianus (die regeerde van 69 tot 79), de tempel vernietigden – een relevant beeld aangezien Jezus zei dat hij niet kwam om het oude testament te vernietigen, zoals we in het volgende belangrijke gedeelte zullen zien. Het offersysteem betekent dat Jezus woorden en ideeën zal gebruiken die ermee contrasteren als een middel om gerechtigheid voor God te verkrijgen. Hij zal het offer worden voor de zonden van de wereld, voor eens en voor altijd. Jezus spreekt echter soms tot de mensen op zo’n manier dat het schijnt dat de hele wet nog steeds van kracht is, maar in het evangelie van Matteüs openbaart hij geleidelijk aan dat hij het oude testament aan het herinterpreteren is en de visie van de mensen verhoogt tot zijn eigen woorden en geboden. Dat zijn ook de laatste woorden die hij spreekt voordat hij opgaat naar de hemel (Matteüs. 28:16-20). Jezus maakt een overgang van de oude verbond naar het nieuwe, en hij doet dit op zo’n manier dat mensen het kunnen begrijpen zonder het oude af te breken.

Ten tweede, Matteüs 5:20 zegt dat de gerechtigheid van Jezus’ leerlingen dat van de Farizeeën en schriftgeleerden moet overtreffen. Dit zijn twee verschillende groepen, maar vele schriftgeleerden waren Farizeeën. Deze laatstgenoemde groep kwam voort uit een ultragodsdienstige beweging, lang voordat Jezus was geboren. Zij waren niet-priesterlijk en toegewijd aan de mondelinge wet die gedragsregels die gebaseerd waren op de wet of de Thora verklaarde. Op één of andere manier was de mondelinge wet even bindend als de Thora – tenminste voor de gewone man, waarvan de meesten niet of nauwelijks konden lezen. Zij waren zeker geen deskundigen in de wet, zodat zij afhankelijk waren van hun leiders. Deze geleerden in de wet, werden vaak schiftgeleerden genoemd. Hun werk was niet zo zeer het kopiëren van oudtestamentische manuscripten als wel het onderwijzen in de Thora en de regels die daar bovenop gestapeld werden. Daar de burgerlijke wetgeving en de godsdienstige wetgeving hand in hand gingen, waren sommigen een soort advocaat die bijvoorbeeld de wet in een geschil konden uitleggen ( Carson, blz. 33-34; 87).

In het evangelie van Matteüs symboliseren de Farizeeën en leraren van de wet de uiterlijke daden om God te behagen en om rechtvaardig te lijken in de ogen van de mensen, terwijl zij innerlijke gerechtigheid vergaten. Bijvoorbeeld in Matteüs 23:1-38 spreekt Jezus zeven keer het woord “wee” over hen uit, door hun innerlijke en uiterlijke gerechtigheid met elkaar te vergelijken. Vers 25 zegt: “Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, de buitenkant van bekers en schalen spoelen jullie af, maar de binnenkant blijft vol roofzucht en onmatigheid.”

Dit tweede culturele feit is belangrijk omdat Jezus iedereen oproept tot een meer fundamentele gerechtigheid dan die van de leiders van deze twee godsdienstige groepen. Deze oproep is gebaseerd op Gods gerechtigheid die aan een ieder, die er om vraagt, vrijelijk wordt verleend door Christus’ offer aan het kruis, het hoogtepunt van het evangelie van Matteüs en van de andere drie evangelies.

De letterlijke context

De letterlijek context is verdeeld in twee gedeelten: het volledige evangelie van Matteüs en het gedeelte daarin genaamd de bergrede.

Het volledige evangelie van Matteüs is weergegeven in verhaalvorm. Onder inspiratie van de heilige Geest is er een wisselwerking tussen verschillende delen van het evangelie. Niets in het evangelie is een willekeurige verzameling van uitspraken en gebeurtenissen, maar het is, van het begin tot het eind, doelbewust en planmatig als een eenheid samengesteld. Dus zijn de structuur en de ontwikkeling belangrijk, niet alleen als individuele stukken – zoals zo vaak in de koran, waar de context niet altijd in het boek staat, maar in de asbabi noezoel (gelegenheid van de openbaring), die buiten de koran wordt gevonden. Het verhaal in het evangelie heeft een begin (Christus’ geboorte), een midden (zijn driejarig openbare optreden) en een culminerend einde (zijn dood en opstanding). Jezus openbaart geleidelijk en subtiel zijn prioriteit en gezag over het oude testament in dit verhaal, zonder de oudere tekst te kort te doen. Matteüs 5:17-20, onze doelverzen, moeten in deze uitgebreide context worden gelezen omdat Jezus de Hebreeuwse bijbel door dit goddelijke verhaal vervulde – en nog steeds vervult. Maar Matteüs 5:17-20 moet ook in de directe letterlijke context van de bergrede, aan het begin van Jezus’ openbare optreden, worden geïnterpreteerd.

De directe context van de bergrede in Matteüs 5:17-20 moet eerst worden onderzocht.

Jezus predikt tot zijn leerlingen op een berghelling. Hij bepaalt de ethiek en het juiste gedrag voor de leden van Gods koninkrijk. Eén aspect van de preek laat de tegenstelling zien tussen Jezus’ zienswijze en die van de legalistische mondelinge tradities en soms die van het oude testament zelf (Matteüs 5:21-48). Jezus laat het verschil zien: “Jullie hebben gehoord dat destijds is gezegd... maar ik zeg tegen jullie.” Dit betekent dat Jezus de tradities van de Thora herinterpreteert. Christenen lezen het oude testament als zodanig door de visie van Jezus. Onze doelpassage in Matteüs 5:17-20 laat dit contrast zien in Matteüs 5:21-48. Jezus kwam niet om de heilige tekst te ontmantelen, maar om het te vervullen op verschillende manieren, zoals die in het volgende belangrijke gedeelte wordt behandeld.

Matteüs 5:17-20 moet ook bekeken worden als onderdeel van het volledige evangelie, in de drie stappen.

Ten eerste moeten we ons herinneren dat aan het begin van de bergrede, Matteüs 5:18 zegt dat het oude testament niet zal verdwijnen zolang de hemel en de aarde bestaan en totdat “alles gebeurd zal zijn” (dit zijn sleutelwoorden die in het volgende gedeelte zullen worden verklaard). Aan het eind van de preek verplaatst Jezus de aandacht van de mondelinge tradities en het oude testament naar zijn eigen woorden – zonder echter het oude testament te kort te doen. Zijn laatste woorden in de preek tonen die verschuiving aan (Matteüs 7:24-26):

7:24 Wie deze woorden van mij hoort en ernaar handelt…. 26 En wie deze woorden van mij hoort en er niet naar handelt… ..

Jezus openbaart vroeg in zijn openbare optreden aan zijn discipelen dat zijn eigen woorden prioriteit beginnen te krijgen over alle woorden die in de heilige tradities en teksten staan vermeld.

Ten tweede, als herhaling, Matteüs 5:18 zegt dat het oude testament niet zal verdwijnen zolang de hemel en de aarde bestaan en “totdat alles gebeurd zal zijn.” Jezus zei dit aan het begin van zijn openbare optreden. Aan het eind van zijn optreden, maakt hij zijn triomfantelijke ingang in Jeruzalem waar God heeft verordend dat Jezus zou sterven. Hij voorspelt de vreselijke gebeurtenissen die vlak vóór de Laatste Dag zullen gebeuren (Matteüs 24:1-35). Hij bevestigt de zekerheid van zijn voorspellingen met woorden die de tekst in Matteüs 5:18 weerspiegelen. Matteüs 24:35 heeft een universeel aspect dat uitstijgt boven de lange verhandeling over de Laatste Dagen waarover hij daarnet sprak:

24:35 Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen.

Het verschil tussen Matteüs 5:18 en 24:35 is subtiel, maar belangrijk. Matteüs 5:18 plaatst tijdsbeperkingen in het oude verbond. Zijn woorden zullen niet verdwijnen zolang de hemel en de aarde bestaan en “totdat alles gebeurd zal zijn” Aan de andere kant zegt Matteüs 24:35 dat de woorden van Jezus nooit zullen verdwijnen, zelfs wanneer de hemel en de aarde dat wel doen. Dit legt geen tijdsbeperkingen op zijn woorden. Zijn woorden nemen subtiel en rustig het gezag over van vorige heilige teksten.

Het derde en laatste stadium in de grotere letterlijke context vindt plaats na Jezus’ dood en opstanding (Matteüs 28:16-20). Het is onmogelijk om het belang van deze twee verstrengelde gebeurtenissen te overdrijven met betrekking tot zijn vervulling van het oude verbond. Door hen vervult hij de meeste beloften, maar nog steeds vervult hij andere. Sommige beloften zullen pas vervuld worden bij zijn tweede komst. Maar hijzelf luidt deze vervulling in. Hoe dan ook, na zijn dood en opstanding is zijn opdracht volledig en definitief. Hem is alle gezag in hemel en op aarde gegeven (dat hem tot veel meer maakt dan alleen maar een profeet). Voordat hij opstijgt naar de hemel draagt hij zijn discipelen op om uit te gaan en discipelen van alle volkeren te maken, hen te dopen in de naam van de Vader, de Zoon, en de heilige Geest.

Dan vertelt hij zijn discipelen welke woorden zij moeten onderwijzen aan de volkeren:

28:20 en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb.

De openbaring aan zijn discipelen van Jezus’ autoriteit over woorden is nu volledig. Hij draagt zijn discipelen op om vooral zijn woorden aan alle naties te onderwijzen. Maar het oude testament doet hij niet tekort – verre daarvan. Zijn aanhangers worden aangemoedigd – opgedragen – om het te lezen. Maar Jezus’ woorden hebben prioriteit in het leven van een christen. De discipelen lezen het oude testament door Christus’ woorden en de rest van het nieuwe testament. Een oud en wijs gezegde zegt: Het nieuwe is in het oude verborgen; het oude is in het nieuwe geopenbaard.

Deze drie stadia moeten niet verkeerd worden geïnterpreteerd. Het is niet zo dat Jezus groeit in gezag. Dat had hij altijd al. Het is eerder zo dat hij geleidelijk zijn gezag openbaart. Dat was zijn manier van doen. Nergens roemde hij over zijn ware aard als de zoon van God, maar hield dat grotendeels geheim. Hij accepteerde de populaire (maar uiteindelijk ontoereikende) titels van profeet, leraar en rabbi, maar aan zijn ingewijden en soms ook aan hen daarbuiten, openbaarde hij zijn ware status als de zoon van God (Matteüs 16:15-20 en 26:63-64).

Maar deze drie stadia laten een subtiele verschuiving zien van de oude verbond (zonder het te vernietigen) naar het nieuwe verbond en Jezus’ nieuwe leiderschap. Hij is bezig met het ontvouwen van Gods plan om de wereld te redden en dat doet hij geleidelijk aan.

Nu terug naar het begin van Jezus’ openbare optreden, waar hij voor het eerst het oude testament zodanig bespreekt dat zijn discipelen het kunnen begrijpen. Het oude verbond is volledig van kracht tijdens de bergrede, en hij verplaatst hun aandacht geleidelijk naar het nieuwe verbond.

Een exegese van Matteüs 5:17-20

Matteüs 5:17-20 wordt het best geanalyseerd vers bij vers, soms zin voor zin, en zelfs woord voor woord.

17 Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.

Antinomianisme betekent zich tegen de wet verzetten die het leven regelt. Jezus was geen antinomiaan. Hij was niet tegen de wet. Als godsvruchtige jood eerde hij de wet. Maar hij moest de verandering doorvoeren van de oude verbond naar het nieuwe verbond, van de wet van Mozes naar de wet van Christus. Dat is zijn opdracht.

De volgende drie zinnen en de woorden in vers 17 zijn belangrijk om dit vers te begrijpen.

Ik ben gekomen: Deze woorden maken Christus in alle vier verzen tot middelpunt. Dit komt overeen met het thema van de vier evangeliën. Hij is het die het oude testament door zijn zondeloze leven vervult. Hij is het die de profetieën vervult door zijn eerste komst. Hij vervult ze door zijn dood en opstanding. Hij is het die ze vervult door de totstandbrenging van zijn wereldwijde kerk. En hij zal ze vervullen bij zijn tweede komst.

Afschaffen: deze vertaling past hier in de letterlijke context, maar het drukt niet de volledige betekenis uit. Het Griekse woord is kataluô, waarvan de primaire betekenis is “vernietigen, ” “met de grond gelijk maken,” “ontmantelen” als in een huis of een tempel of “een steen van een gebouw verwijderen.” Het wordt gevonden in de context van het vernietigen van de tempel in Jeruzalem (Matteüs 24:2; 26:61). Maar buiten het nieuwe testament in een letterlijke context, kan het ook betekenen om niet een wetje hier of daar te herroepen, maar de hele wet in één keer, dus het vernietigen van het volk van God (2 Makkabeeën 2:22; 4:11; 4 Makkabeeën 5:33) (Meier pag. 70). Matteüs 5:17 onthult dit. Jezus vernietigt niet de wet als een geheel, maar hij vervult gedeeltes daarvan, zoals bijvoorbeeld het offeren van dieren.

Misschien kan een illustratie of analogie helpen. Laten we veronderstellen dat een oud huis het oude verbond van de Schrift vertegenwoordigt, en een nieuw huis het nieuwe verbond van Christus’ openbare optreden en het nieuwe testament. Christus breekt het oude huis niet af, maar houdt het intact. In plaats daarvan, bouwt hij zijn nieuwe huis ernaast en verbindt het er zelfs mee, en zij delen dezelfde goddelijke fundering. Christenen leven in het nieuwe huis dat indrukwekkender en groter is en dat nieuw meubilair heeft. Zij mogen het oude huis binnen treden. Dat wil zeggen zij mogen de Psalmen, Spreuken, Profeten, de geschiedenis, de Thora etc. lezen. Zij kunnen leren van de verhalen en de principes daarin, net zoals een bezoeker aan het oude huis kan leren en genieten van het oude meubilair en de oude architectuur. Maar het oude huis houdt hen niet binnen. Zij wonen in het nieuwe huis.

Alle analogieën gaan mank en in dit geval vertegenwoordigt het nieuwe huis niet het natuurlijke verband met het oude huis (zoals een boom, verg. Romeinen 11:11-24). Ook moet de analogie niet verkeerd worden geïnterpreteerd. Het oude huis vertegenwoordigt niet het huis dat op zand is gebouwd, noch vertegenwoordigt het nieuwe huis het huis dat op de rots is gebouwd (Matteüs 7:24-27). Zowel het oude testament als het nieuwe testament deelt dezelfde fundamentele basis van goddelijke inspiratie. Maar de analogie laat zien dat het oude huis niet afgebroken maar bewaard moet worden, terwijl het nieuwe huis ernaast kan staan of er zelfs mee verbonden kan zijn. Jezus was een timmerman in zijn aardse leven en nu is hij, bij wijze van spreken, een geestelijke timmerman.

Vervullen: Dit woord betekent het voltooien een belofte, een profetie of een voorspelling. Het oude verbond is tot het nieuwe verbond wat een belofte is tot een vervulling. Het oude testament bevatte types en schaduwen, die hun volledige betekenis en essentie in Christus vinden. Jezus, in zijn komst naar de aarde, is de belichaming van die vervulling.

Wat zijn enkele van die gebieden of thema’s in het oude testament die Christus vervult? De volgende vijf voorbeelden zijn representatief.

(1) In de Thora worden drie belangrijke traditionele onderdelen vervuld: het morele, het gerechtelijke, en het ceremoniële.

Als eerste vervult Jezus de morele wet. Dit is de basis van het oude testament. Dit eiste dat Gods volk de geboden moest onderhouden, maar konden zij dat ook? Zelfs de vroomste mensen zijn dan misschien goed, maar zij zijn niet goed genoeg. Echter, Christus met zijn zondeloos leven vervult alle wetten omdat hij in volmaakte liefde wandelde. Een wetgeleerde die Jezus op de proef wilde stellen, vroeg hem eens, wat het grootste gebod was. Jezus antwoordde:

“Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand.” Dat is het grootste en eerste gebod. En het tweede is daaraan gelijk: “heb uw naaste lief als uzelf.” Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat. (Matteüs 22:37-40).

Jezus vervulde beide geboden volmaakt. Nu vragen wij om zijn Geest zodat wij hetzelfde kunnen doen, altijd afhankelijk van zijn liefde en genade wanneer wij falen.

Sommige christelijke geleerden en geestelijken geloven dat de tien geboden nog steeds van kracht zijn omdat zij de essentie van de morele wet bevatten. Dat is een aannemelijke interpretatie. Maar het is wellicht beter als alle christenen als doel hebben hun naaste lief te hebben. Dat is de beste manier om de hele morele wet van gehoorzaamheid aan Christus te vervullen. In Romeinen 13:8-10 herhaalt de, door de heilige Geest geïnspireerde, apostel sommige van de tien geboden (bv. pleeg geen overspel, moord niet, steel niet en begeer niet), maar hij eindigt met “liefde is de vervulling van de wet.” (vers 10).

Ten tweede, Jezus vervult het ceremoniële of rituele aspect van de Thora.

Aäron was de belangrijkste hogepriester van de oude verbond, maar hij kan niet worden vergeleken met de grote hogepriester [Jezus Christus] van het nieuwe verbond. Aäron ging de aardse tabernakel binnen, maar Christus ging de hemel binnen. Aäron ging één keer per jaar naar binnen, maar Christus voor altijd... Aäron bracht vele offers, Christus slechts één [zichzelf]. Aäron offerde voor zijn eigen zonde, Christus alleen voor de zonden van anderen ( MacArthur, pag. 258).

Naast de verzoening- of bloedoffers, mogen christenen eten wat ze willen (Marcus 7:14-19). Als zij vrijwillig willen afblijven van traditioneel onreine dieren zoals varkens, dan zijn zij daar vrij in. Maar dit is geen vereiste van Christus of de schrijvers van het nieuwe testament. In Christus is alle voedsel ritueel rein. Nadat hij opging naar de hemel zond hij een visioen naar Petrus over dieren die gereinigd werden. Een stem uit de hemel zei tegen de leidende apostel: “Noem niets onrein wat God gereinigd heeft.” (Handelingen 10:15)

Ten derde, Jezus vervult het gerechtelijke aspect van de Thora. Zijn dood aan het kruis verwijdert de doodstraf voor zonden zoals homoseksualiteit en vloekende volwassenen. Zijn dood neemt hun plaats in omdat de goddelijke toorn voor de zonden van de mens op hem aan het kruis werd overgedragen. Misdadigers zoals dieven en moordenaars moeten gestraft worden in overeenstemming met de rechtvaardigheidsprincipes van de betreffende wetgeving. Maar hun zonden kunnen worden vergeven terwijl zij de rechtvaardige consequenties van hun misdaden ondergaan. Jezus en de schrijvers van het nieuwe testament wilden gerechtigheid nooit te niet doen.

(2) Christus vervulde een geografische belofte. God gaf het land Kanaän aan Abraham, de vader van de oude Hebreeërs (Genesis 17:8). Die belofte werd herhaald aan Mozes (Exodus 6:4). Jozua, de opvolger van Mozes, besteedde het grootste deel van zijn latere leven met het zuiveren van het land van de corrupte Kanaänieten. Jezus zegt echter in Matteüs 28:18-20 dat hij zijn discipelen naar alle volkeren stuurt. Hij verheft zijn visie boven dat van een klein geografisch gebied, naar de gehele wereld. Nu worden christenen opgeroepen tot geestelijke oorlogvoering (geen militaire oorlogvoering) door het evangelie aan iedereen te verkondigen. Het roepen van de eerste Jozua na Mozes is geestelijk vervuld door de latere Jozua – Jezus’ naam in Hebreeuws betekent Jozua.

(3) In de oude verbond gaf God instructies voor het bouwen van de verplaatsbare tabernakel (Exodus 25-27). Daarna gaf hij speciale toestemming aan Salomo om een permanente tempel te bouwen (1 Koningen 5:1-6: 38 en 7:13-8: 66). Maar Jezus vervult deze aardse tempel in zichzelf en in zijn kerk. Jezus zegt tegen de Farizeeën, verwijzend naar zichzelf: “Ik zeg u: hier gaat het om meer dan de tempel!” (Matteüs 12:6). Jezus zei dit in de context van het houden van de wet en het offeren in de tempel. Hij vervult nu de tempeloffers en wordt een levende tempel voor zijn nieuwe volk van God: zijn kerk (1 Korintiërs 3:16 en 1 Petrus 2:4-8). Zijn kerk wordt nu gevonden over de hele wereld, dus zijn levende tempel is wereldwijd.

(4) Christus vervult de profetieën die zijn eerste komst voorspelden. Het thema in Matteüs 5:17 heeft betrekking op een belangrijk deel van het oude testament –“de profeten.” Zij beloofden een nieuwe tijdperk van redding en Jezus vervult die belofte. Het belangrijkste voorbeeld wordt gevonden in Jesaja 53, dat de lijdende, dienende messias beschrijft. Vers 5 zegt: “Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing.” Dit is een perfecte beschrijving van Jezus’ dood aan het kruis, aangezien hij gewond en doorboort werd. Zijn dood brengt ons de vrede van God omdat hij voor onze zonden betaalt. Hij vervult elke profetie die zijn eerste komst voorspelde.

(5) Naast Christus’ eerste komst, zijn sommige profetieën gedeeltelijk vervuld en zijn nog in het proces om te worden vervuld. Zij zullen in de toekomst volledig vervuld worden bij zijn tweede komst. Joël 3:1-2 is daar een goed voorbeeld van. God belooft zijn volk herstel na zijn goddelijk oordeel. Hij belooft hen dat hij zijn Geest op hen zal uitstorten om hen te herstellen en te zegenen:

3:1 Ik zal mijn geest uitgieten over al wat leeft. Jullie zonen en dochters zullen profeteren, oude mensen zullen dromen dromen, en jongeren zullen visioenen zien; 2 zelfs over slaven en slavinnen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten.

In het nieuwe testament past de apostel Petrus deze profetie toe op de kerk die Jezus vestigde. Het is Pinksteren, een feestdag (zie Exodus 23:16). God zendt zijn heilige Geest als een machtige wind en vervult iedereen die aan het bidden was in een bovenkamer. Handelingen 2:1-4 beschrijven deze heilige scène:

2:1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. 2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. 3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, 4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.

Dit is een heilig ogenblik. Joël beloofde dat God zijn volk zijn Geest zou zenden, en Jezus beloofde dat eveneens (Johannes 16:5-16). Die belofte werd vervuld in Handelingen 2:1-4. Petrus begrijpt dit en dus past hij de profetie in Joël op dit heilige ogenblik toe (Handelingen 2:16-21). En het wordt nog steeds vervuld. God blijft zijn Geest sturen naar mensen die hem daarom vragen.

Maar er is nog een ander deel in de profetie van Joël dat op vervulling wacht. Door Joël beschrijft God wat tijdens de laatste dagen zal gebeuren. God zal wonderen laten zien in de hemel en op aarde – bloed en vuur en zuilen van rook. Dan zal de zon in duisternis veranderen en de maan in bloed (Joël 3:3-4). Maar het goede nieuws volgt: “en een ieder die de naam van de Heer aanroept zal worden gered.” (v. 5). Jezus herhaalt deze profetie die nog steeds op vervulling wacht (Matteüs 24:29; verg. Jesaja 27:13; 34:4; Ezechiël 32:7). Het zal gebeuren vlak voor zijn tweede komst.

Om het samen te vatten; Jezus heeft vervuld, vervult nog steeds, en zal het volledige oude testament vervullen. Het oude verbond is tot het nieuwe verbond wat belofte is tot vervulling. Hij heeft het nieuwe tijdperk van Gods reddingsplan dat begon in het oude testament ingeluid. Alle beloften van God zijn opgenomen in het leven en wezen van Christus. Hij wordt de vervulling van het oude testament zonder het te vernietigen.

Het oude testament blijft totdat de hemel en de aarde verdwijnen en “totdat alles gebeurd zal zijn.”

18 Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn.

Dit vers toont aan dat het oude testament een vervaldatum heeft die nog niet gekomen is. De “zolang ” “totdat”-zinnen geven ons indicaties wanneer die datum komen zal.

De “zolang”-zin zegt: “zolang de hemel en de aarde bestaab.” Hier is niets ingewikkelds aan. Gods woord blijft totdat het fysieke heelal wordt opgerold. De apostel Petrus, onder de inspiratie van de Geest, is het daar mee eens (2 Petrus 3:10):

3:10 De dag van de Heer zal komen als een dief. De hemelsferen zullen die dag met luid gedreun vergaan, de elementen gaan in vlammen op, de aarde wordt blootgelegd en alles wat daarop gedaan is komt aan het licht. (Zie ook Hebreeën 12:27)

We moeten ons echter wel herinneren dat diezelfde woorden van Jezus Christus zullen blijven bestaan zelfs nadat het heelal verdwijnt: “Hemel en de aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen” (Matteüs 24:35). Dit betekent dat Jezus Christus het oude testament vervangt, toen, nu en in de toekomst.

De “totdat”-zin zegt: “totdat alles gebeurd zal zijn.” Matteüs beschrijft het leven van Christus in verhaalvorm. Matteüs citeert in zijn verhaal vele verwijzingen naar Christus in het oude testament. Wij moeten daarom het woord “alles” in dat verband zien. Jezus Christus vervult de Hebreeuwse bijbel bij zijn geboorte. Hij vervult het tijdens zijn leven en openbare optreden. Hij vervult het vooral in zijn dood aan het kruis en zijn opstanding omdat deze twee gebeurtenissen al het andere, dat daaraan vooraf is gegaan, bekrachtigt en bevestigt. Vervolgens vervult hij de beloften in de Hebreeuwse bijbel in de nieuwe tijdperk van redding, door zijn kerk en door historische gebeurtenissen (hoewel dit laatste moeilijker te ontdekken is). Hij zal alles in de Hebreeuwse bijbel bij zijn tweede komst vervullen. Tot slot zal het oude testament volledig ongeldig worden, maar alleen wanneer God zelf het heelal oprolt als een kledingstuk dat weggegooid wordt.

Dit is wat “zolang de hemel en de aarde bestaan” en “totdat alles gebeurd zal zijn” betekenen. Het woord van Gods oude verbond – elke letter en elk woord – zal netzo lang bestaan als het heelal.

Matteüs 5-19 Wie dus ook maar een van de kleinste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan.

Dit vers is verdeeld in twee belangrijke zinnen: (1) zij die de geboden overtreden en anderen leren dit eveneens te doen; en (2) zij die de geboden opvolgen en anderen leren dit eveneens te doen.

De eerste zin is gemakkelijker te begrijpen. De analogie van de twee huizen kan dit verduidelijken. Wanneer christenen naar het oude huis teruggaan (het oude testament), mogen zij geen voorwerpen breken. Zij mogen geen oud bord oppakken (een gebod) en het op de vloer kapot gooien. In plaats daarvan, moeten zij dingen laten zoals zij hen vonden, wanneer zij naar het nieuwe huis (het nieuwe testament) terugkeren. Dingen zo laten als zij zijn, is niet hetzelfde als hen te breken. Bovenal moeten christenen als zij leraren worden van het woord, anderen niet leren dingen te breken in het oude huis. Zij moeten hun medechristenen onderwijzen om het oude huis als geheel te respecteren en het oude huis en alle dingen daarin in ere te laten.

De tweede zin in vers 19 is wat moeilijker te begrijpen, maar als het vers gelezen wordt binnen de context van de twee voorafgaande verzen en van het volledige evangelie van Matteüs, zal het duidelijk worden.

In verzen 17 en 18 (geanalyseerd in de twee vorige gedeeltes) hebben we geleerd wij dat Jezus de beloftes in oude testament heeft vervuld, nog steeds vervult en volledig zal vervullen. Daarom moet hij onze verklarende gids zijn als wij de geboden lezen, in praktijk brengen en onderwijzen. Om de analogie van het oude en nieuwe huis weer te gebruiken; als wij het oude huis binnengaan, bekijken wij het door de visie van Jezus en van zijn vervulling. Hij is, bij wijze van spreken, onze betrouwbare reisgids. Wij luisteren naar de geboden aangezien zij door zijn nieuwe tijdperk van redding van relatieve waarde zijn geworden.

Dit relativeren is het thema van Matteüs-evangelie. Zoals vermeldt in het gedeelte “historische en letterlijke contexten,” in vers 19, spreekt Jezus de bergrede uit tot de leerlingen die nog onder het oude verbond leven. Na de preek openbaart hij geleidelijk aan een nieuwe richting. Hij maakt een overgang van oude naar het nieuwe en bouwt het nieuwe huis zonder het oude af te breken. Wanneer het evangelie culmineert in het laatste hoofdstuk, draagt Jezus zijn discipelen op om alle volkeren alles te onderwijzen dat hij geboden heeft (Matteüs 28:20). Als de vervuller van Gods beloften, moet hij prioriteit krijgen.

Betekend dit dan dat het volledige oude testament geannuleerd, geabrogeerd, afgeschaft, ontmanteld of vernietigd is (woorden die het Griekse woord kataluô in v. 17 vertalen)? Niet “zolang hemel en de aarde bestaan” en niet “totdat alles gebeurd zal zijn.” Het oude huis staat nog steeds zonder dat er één stuk ontbreekt of vervreemd is. Alle voorwerpen en meubilair zijn er nog steeds. Jezus verheft onze visie echter naar het nieuwe huis en roept ons naar binnen. Elk gebod in het oude testament kan nog gelezen, onderwezen en in praktijk worden gebracht voor opbouw en zegen. Maar zij moeten nu worden gelezen door de vervulling van het werk van Jezus Christus.

Bijvoorbeeld, wanneer christenen over dierlijke offers lezen in Leviticus, richten zij zich op Christus’ offer, zich realiserend dat het oude offersysteem op hem gericht was. Zij “praktiseren” het, door God een dankoffer aan te bieden: “Laten we met Jezus’ tussenkomst een dankoffer brengen aan God” (Hebreeën 13:15). Dit vers, door de Geest geïnspireerd, werd geschreven in de context van Christus’ offer van zijn bloed aan het kruis buiten de stad Jeruzalem. Paulus zegt ook dat wij onze lichamen moeten aanbieden als levende offers: “heilig en welgevallig voor God – want dat is de ware eredienst voor u.” (Romeinen 12:1). Jezus Christus inspireert alle gelovigen om hun visie voorbij het letterlijke dierenoffer te verheffen en naar hem te kijken, het letterlijke en unieke offer voor ééns en voor altijd en voor alle tijden. Dan “brengen” zij hun eigen geestelijk offer. Daarom is het oude testament hierin vervuld.

Dus het altijd verstandig om het doelvers door de omringende verzen te laten interpreteren. In dit geval interpreteren verzen 17 en 18 het doelvers 19. En het is altijd verstandig om een doelvers te interpreteren in het licht van de volledige tekst waarin het wordt aangetroffen: het evangelie van Matteüs.

Een prominente geleerde van het nieuwe testament zegt terecht over vers 19 en Christus vervullingproces zijnde onze verklarende gids:

De wet was gericht op Jezus en zijn onderwijs; dus wordt er juist aan gehoorzaamd door naar zijn woord te leven. Daar de wet op hem gericht is, bevestigt hij, door deze te vervullen, wat het voortdurend heeft. .. ( Carson, p. 146)

Een andere respectabele theoloog is het daar mee eens:

In vers 19 dan, moet het voortdurende uitoefenen van de geboden van de wet worden bekeken in het licht van de vervulling door Jezus. Het is de wetzoals die vervuld is door Jezus die moet worden nageleefd, niet de wet in de originele vorm. ( Moo, pag. 353, oorspronkelijke beklemtoning)

Jezus relativeert en verklaart de oude geboden die wij onderwijzen en in praktijk brengen. Wij bekijken hen door zijn visie.

5:20 Want ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.

In dit vers verhoogt Jezus de normen voor de burgers (en toekomstige burgers) van het koninkrijk van God. Hun gerechtigheid moet dat van de Farizeeën en de schriftgeleerden van de wet overtreffen. Dit vers kan het best door de volgende gedeelte in de bergrede worden verklaard (5: 21-48).

Jezus herinterpreteert (annuleert niet noch abrogeert) de Thora en de tradities van de oudsten. Hij gebruikt deze vorm of een variatie ervan: ”Jullie discipelen hebben gehoord uit het verleden... maar ik zeg jullie…” In het Grieks is deze laatste zin “maar ik zeg jullie…” nadrukkelijk. Het staat in tegenstelling tot de leer van Jezus’ voorgangers. Hij beperkt zijn betekenis nog verder door zes voorbeelden te gebruiken.

(1) Jezus haalt het zesde gebod van de tien geboden aan, dat moorden verbiedt (Exodus 20:13), maar verscherpt het door rechtstreeks naar het hart te gaan. Als iemand woede in zijn hart jegens een broeder heeft, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Hij adviseert dan verzoening (Matteüs 5:21-26).

(2) Jezus verwijst naar het zevende gebod, dat overspel verbiedt (Exodus 20:14), maar verscherpt het door rechtstreeks naar het hart te gaan. Als iemand naar een vrouw kijkt en haar begeert in zijn hart, heeft hij reeds overspel gepleegd (Matteüs 5:27-30).

(3) Scheidingen waren gemakkelijk te verkrijgen in Israël van de eerste eeuw, en dit was een risico voor de vrouw aangezien zij niet kon terugvallen op haar vaderlijk huis. Het zette zeker een druk op de familie aan haar vaders kant. Jezus verscherpt deze gemakkelijke scheidingsprocedure, die de man bevoordeelde (Matteüs 5:31-32).

(4) Jezus verwijst naar de verzen in de Thora over het zweren van een eed (Leviticus 19:12; Numeri 30:2; Deuteronomium 23:21), maar hij zegt dat zijn volgelingen helemaal niet moeten zweren omdat zij in hun hart integer moeten zijn (Matteüs 5:33-37).

(5) Jezus verwijst naar de lex talionis of de wet van vergelding (Exodus 21:24), maar hij zegt dat het beter is geen wraak te koesteren. De burgers van het koninkrijk moet bereid zijn om te vergeven en een extra mijl te gaan.

(6) Tenslotte haalt hij een gebod aan dat zegt dat een burger van het koninkrijk zijn naaste moet liefhebben (Leviticus 19:18), maar zijn vijand moet haten (een populair overtuiging). Jezus zegt echter dat een burger van het koninkrijk zijn vijand ook moet liefhebben en bidden voor zijn vervolgers.

In elk van deze zes voorbeelden verdiept Jezus de uiterlijke handeling – van waaruit de stereotiepe Farizeeër en schriftgeleerde leefden – tot in het hart en de geest. Dat is het thema dat alle zes voorbeelden samenbindt.

Dit is hoe de gerechtigheid van de burgers van het koninkrijk dat van de Farizeeën en schriftgeleerden moet overtreffen. Dit is hoe wij christenen de Thora en het gehele oude testament onderzoeken. Wij gebruiken de wijsheid en de visie van Christus, daar hij de volledige Hebreeuwse bijbel vervult. Het nieuwe is verborgen in het oude; het oude is geopenbaard in het nieuwe.

Conclusie

Als christenen de geboden van het oude testament willen opvolgen, moeten zij kennis nemen van Christus’ wijze woorden die in Matteüs 22:24-40 staan. Zoals vermeld in de analyse van Matteüs 5:17, wilden de Farizeeën Jezus met woorden op de proef stellen. Eén van hen, een wetgeleerde, vroeg hem wat het grootste gebod in de wet was.  

22:37 Jezus antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38 Dat is het grootste en eerste gebod. 39 Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. 40 Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’

Jezus brengt alle geboden in het oude testament terug naar deze twee. Zij zijn de beste manier om ze allemaal in praktijk te brengen. Jezus’ volgelingen moeten een leven van goddelijke liefde leven door de kracht van de heilige Geest in Jezus’ naam.

Paulus, onder de inspiratie van de heilige Geest, is het volledig eens met zijn Heer en Redder, door de sleutelwoorden “vervuld” en “vervulling” te gebruiken (Romeinen 13:8-10):

13:8 …. want wie de ander liefheeft, heeft de gehele wet vervuld. 9 Want: ‘Pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, zet uw zinnen niet op wat van een ander is’ – deze en alle andere geboden worden samengevat in deze ene uitspraak: “Heb uw naaste lief als uzelf. ’ ” 10 De liefde berokkent uw naaste geen kwaad, dus de wet vindt zijn vervulling in de liefde.

Alleen het leven van Jezus Christus en de liefde die hij in onze harten geeft door de heilige Geest, stellen ons in staat om in goddelijke liefde te leven. Onze liefde voor God kan niet uit onszelf komen. God trekt ons naar zich toe om hem lief te hebben door zijn Geest. Dit is het eerste grootste gebod. Alleen als wij hem liefhebben, hebben wij anderen lief. Dat is het tweede grootste gebod. Als het op gerechtigheid aankomt als gevolg van het houden van deze twee grootste geboden, kan alleen zijn gerechtigheid ons redden, die hij ons vrijelijk aanbiedt na zijn dood aan het kruis en opstanding. Onze eigen gerechtigheid kan dat niet.

Wij moeten in Jezus Christus vertrouwen en de heilige Geest en zijn gerechtigheid ontvangen in zijn naam.

Wij christenen eren en respecteren het oude testament, maar wij interpreteren het door Jezus Christus en het nieuwe tijdperk van redding en vervulling dat hij begon op de dag dat hij geboren werd.

Dit artikel heeft drie begeleidende stukken: De vrijheid van Christus en de wet van Mohammed, Belofte en vervulling in de bijbel, en Hoe de christenen van het oude testament profiteren.

Verwijzingen

Albright, W. F. en C. S. Mann. Matthew: Introduction, Translation, and Notes . The Anchor Bible. Doubleday, 1971.

Allen, W. C. A Critical and Exegetical Commentary on the Gospel According to S. Matthew. Derde uitgave. T & T Clark, 1912.

Bruce, F. F. “Interpretation.” In Baker's Dictionary of Theology. Uitg . E. F. Harrison, et al. Baker Book House, 1960.

Carson, D. A . .The Expositor’s Bible Commentary: Matthew. Volume. 8. Zondervan, 1984.

Gundry, R. H. Matthew: A Commentary on His Literary and Theological Art. Eerdmans , 1982.

MacArthur , J. Matthew 1-7. Moody, 1985.

Meier, J. P. Law and History in Matthew’s Gospel. Rome : Biblical Institute, 1976.

Moo, D. J. "The Law of Christ as the Fulfillment of the Law of Moses." In Five Views on the Law and Gospel. Ed. Stanley N. Gundry . Zondervan, 1996.