Grammaticale fouten in de koran
Door M. Rafiqul-Haqq en P. Newton
Moslims geloven dat Allah een boek aan ieder van Abraham, Mozes, David en Jezus openbaarde. “Maar het boek van de profeet Abraham is verloren geraakt. De boeken van David (de Psalmen), Mozes (de Thora) en Jezus (het Evangelie) werden veranderd.” [1]
Het is slechts de koran die geopenbaard werd aan Mohammed door de engel Gabriel die bewaard werd, en inderdaad “Geen enkel woord ervan is veranderd of verloren geraakt. Het wordt vandaag precies zo gevonden zoals het aan de Profeet Mohammed was geopenbaard.” [2] Zodanig is het niet Mohammeds persoonlijke prestatie. In plaats daarvan is het een goddelijk wonder. Het profeetschap van iedere profeet werd bevestigd door goddelijke wonderen. Geloofd wordt dat de koran Gods wonder is bevestigend het profeetschap van Mohammed.
“Het enige wonder dat Mohammed beweerde was de koran… De koran is het enig geïnspireerde schrift dat intact tot ons gekomen is zoals het aan de profeet geopenbaard. Er is niet geknoeid met de tekst en de oorspronkelijke puurheid van de taal is onbezoedeld gebleven.” [3]
Moslims geloven dat een letterkundig wonder is en dat het ongeëvenaard wordt door andere literatuur. Het is niet een menselijk wonderstuk maar een goddelijk wonder, waar iedere letter en punt uit de hemel geopenbaard werd, met geen verschil tussen wat geopenbaard was en wat we in onze handen hebben.
Meesterwerken zijn het werk van mensen. Wonderen zijn het werk van God. Een wonder, ieder wonder, is superieur ten opzichte van de beste meesterwerken. Ook kunnen wonderen niet worden “verbeterd” door menselijke inspanningen omdat dat hetzelfde zou zijn als toegeven dat het wonder, dat wil zeggen het werk van God, tekort schoot.
Een meesterwerk passeert andere werken in één bijzonder gebied. Bijvoorbeeld, een meesterwerk van ingenieurschap hoeft niet noodzakelijk esthetische aantrekkingskracht te hebben. Of een meesterwerk in kunst hoeft niet aan bouwkundige normen te voldoen. Een meesterwerk in bloemschikken hoeft niet noodzakelijk goed te ruiken.
Moslims beweren dat de koran niet slechts een door mensen geschreven letterkundig meesterwerk is maar een goddelijk letterkundig meesterwerk. Deze bewering is niet in overeenstemming met de feiten. Want de koran zoals wij die kennen bevat duidelijk grammaticale fouten, met gemak aan te wijzen voor een ieder die Arabisch kent.
De eerste fout
In 5:69:
Voorwaar, degenen die (in de Koran) geloven en de Joden en de Sabiërs en de Christenen die in Allah en e Laatste Dag geloven en goede werken verrichten: voor hen zal er geen angst zijn en zij zullen niet treuren. (Siregar)
Innal-laziina ' aamanuu wal-laziina haaduu was-Saabi'uuna wan-Nasaaraa man ' aamana bilaahi wal-Yawmil-'Aakhiri wa ' amila saali-hanfalaa khaw-fun ' alay-him wa laa hum yah-zanuun.
Het bovenstaande vers bevat een grammaticale fout. Het woord Saabi'uuna is verkeerd verbogen.
In twee andere verzen wordt hetzelfde woord in precies dezelfde grammaticale setting correct verbogen.
2:62 Innal-laziina ' aamanuu wal-laziina haaduu wan-Nasaaraa was-Saabi'iina…
22:17 Innal-laziina ' aamanuu wal-laziina haaduu was-Saabi'iina wan-Nasaaraa…
Merk op dat het woord wordt geschreven als Saabi'uuna in 5:69 en als Saabi'iina in 2:62 en 22:17. In de laatste twee verzen is het woord correct verbogen want het woord inna aan het begin van de zin vereist een verbuigingsvorm die “nasb” genoemd wordt (zoals in gevallen van accusatief en subjunctief) en de “ yeh '” is het “kenmerk voor de nasb”. Het woord Saabi'uuna in 5:69 werd echter de 'uu, waw gegeven wat het kenmerk van “raf'a” is (zoals in gevallen van nominatief en indicatief). Dit is dus een duidelijke grammaticale fout.
De tweede fout
In 4:162
Maar degenen onder hen die stevig gegrondvest zijn in kennis en (ook) de gelovigen, geloven in wat aan jou geopenbaard is en wat vóór jou geopenbaard is. Zij die de shalât verrichten; zij die de zakât geven en de gelovigen in Allah en de Laatste Dag: aan hen zullen Wij een geweldige beloning geven. (Siregar)
Laakinir-Raasi-khuuna fi-'ilmi minhum wal-Mu'- minuuna yu'- minuuna bi-maa ' unzinla ' ilayka wa maa ' unzila min-qablika wal-muqiimiin as-Salaata wal mu'- tuunaz-Zakaata wal-Mu'- mi-nuuna billaahi wal-Yawmil-'Aakhir: ' ulaa'ika sanu'- tii-him ' ajran ' aziima.
Het woord muqiimiin hoort muqiimuun te zijn. Het woord hoort verbogen te worden volgens het “ raf'a teken” zoals de andere zelfstandige naamwoorden in de zin. De twee zelfstandige naamwoorden die voor muqiimiin komen zijn wel juist verbogen ( Raasi-khuun en Mu'- minuun), net zoals het naamwoord wat erna komt ( mu'- tuun). Sommigen hebben beargumenteerd dat dit woord op deze manier is verbogen om de gebedsdaad te benadrukken en te prijzen, maar de geleerde Ibn al-Khatib zegt dat dit een zieke redenering is. ( al-Furqan door Mohammed M.' abd al-Latif Ibn al-Katib, Dar al-Kutub al-'elmiya, Beirut, p.43). Zo’n redenering gaat tegen alle logica in. Waarom zou men het gebed dat een tak van de religie is, onderscheiden, en niet geloof dat de fundamentele wortel van de religie is? Kan deze logica dan bovendien ook toegepast worden op de fout in verbuiging in het voorgaande vers? Kunnen wij concluderen dat de Saabi'iin meer onderscheidend zijn dan de gelovigen en de Mensen van het Boek? En waarom worden ze in één vers onderscheiden en niet in andere zoals we hebben gezien? God staat ver boven dit soort kromme logica. Dit is nogmaals een duidelijke grammaticale fout.
De derde fout
In 20:63
Zij zeiden: “Waarlijk, dit zijn zeker twee tovenaars...” (Siregar)
Qaaluu in haazaani la-saahiraani…
Het woord haazaani zou haazayn moeten zijn.
Het woord haazaani is onjuist verbogen omdat het woord inna aan het begin van het naamwoordelijk gezegde een verbuigingsvorm tot gevolg veroorzaakt genaamd “nasb” voor het nominatief en de “ yeh” is het “kenmerk van de nasb”. Dit is de derde grammaticale fout.
De vierde fout
In 2:177
Het is geen vroomheid dat jullie je gezichten naar het Oosten en het Westen wenden, maar wie vroom is wie gelooft in Allah en het Hiernamaals... en die het bezit dat hij liefheeft weggeeft ... voor het vrijkopen van slaven, en die de shalât onderhoudt, de zakât geeft en die toruw zijn aan belofte... en de geduldigen... (Siregar)
Laysal-birra ' an-tuwalluu wujuuhakum qibalal-Mashriqi wal-Maghrib wa laakinnal-birra man ' aamana billaahi wal-Yawmil-'Akhiri wal-malaa-'ikati wal-Kitaabi wan-nabiyyiin: wa'aatal-maala ' alaa hubbihii zawilqurbaa wal-yataamaa wal-masaakiina wabnas-sabiili was-saa-'iliina wa fir-riqaab: wa'aqaamas-Salaata wa ' aataz-Zakaata; wal-muufuuna bi'ahdihim ' izaa ' aahaduu was-Saabiriina fil-ba'- saa'i wazzarraa-'i…
Het bovenstaande vers bevat vijf grammaticale fouten. In vier gevallen is de verkeerde tijd gebruikt, aangezien de zin begint in de tegenwoordige tijd met het werkwoord tuwalluu, terwijl de andere vier werkwoorden in de verleden tijd staan:
' aaman hoort tu'minuu te zijn;
' aata hoort tu'tuu te zijn;
' aqaama hoort tuqimuu te zijn;
' aata hoort tu'tuu te zijn.
Als men het bovenstaande vers letterlijk naar het Nederlands zou vertalen zou er staan: “Het is geen vroomheid dat jullie je gezichten naar het Oosten en het Westen wenden, maar wie vroom is wie gelooft in Allah en het Hiernamaals... en die het bezit dat hij liefheeft weggeeft ... voor het vrijkopen van slaven, en die de shalât onderhoudt, de zakât geeft en die toruw zijn aan belofte... en de geduldigen...” (Siregar)
De Nederlandse vertalers hebben echter dezelfde tijd gehandhaafd, en de werkwoorden “geloofde”, “weggaf”, “onderhield”, en “gaf” verbeterd en in de tegenwoordige tijd gezet.(Zie bijvoorbeeld de vertalingen van Siregar (hierboven), Leemhuis en Kramers).
De vijfde fout is de incorrecte verbuiging van het woord saabiriina. Het zou verbogen moeten zijn als saabiruuna zoals het voorgaande woord muufuuna.
De vijfde fout
In 3:59
de gelijkenis (van de schepping) van ‘Îsa is bij Allah als de gelijkenis (van de schepping) van Adam. Hij schiep hem uit aarde en zei vervolgens tot hem: ‘Wees,’en hij was. (Siregar)
Inna massala ' Isaa ' indal-laahi ka-masali 'Adam; khalaqahuu min-turaabin-sum-ma qaala lahuu kun fa-yakuun.
Als men de bovenstaande zin letterlijk van het Arabisch naar het Nederlands zou vertalen zou er staan: “de gelijkenis (van de schepping) van ‘Îsa is bij Allah als de gelijkenis (van de schepping) van Adam. Hij schiep hem uit aarde en zei vervolgens tot hem: ‘Wees,’en hij is.”
Het woord yakuun (“is” in het Nederlands) hoort kana (“was”) te zijn om in overeenkomst te staan met de verleden tijd van het voorgaande werkwoord “zeide” zoals het gecorrigeerd werd door Siregar, Leemhuis en Kramers in hun vertalingen van dit vers. Dit is de vijfde fout.
De zesde fout
In 21:3
En degenen die onrechtvaardig zijn verbergen (hun onrecht) in heimelijk overleg... (Siregar)
Laahiyatan - quluubuhum. Wa ' asarrun-najwallaziin zalamuu…
Het woord 'asarru hoort 'asarra te zijn. Het bovenstaande staat in de werkwoordelijk gezegde en de regel voor zo'n zin, waar het werkwoord voor het (mannelijke) onderwerp komt, is dat het werkwoord in de derde persoon (mannelijk) enkelvoud moet staan, wanneer het actieve onderwerp van de directe rede in de zin wordt genoemd”. (Dezelfde regel geldt wanneer je de twee vermeldingen van “mannelijk” vervangt door “vrouwelijk”.) Maar het werkwoord in de bovenstaande vers uit de koran staat in het meervoud. Zie hoe de bovenstaande regel wel wordt toegepast in de volgende verzen van de koran. Verzen: 3:52, 10:2, 16:27, 16:35, 3:42, 49:14.
De zevende fout
In 22:19
Dit zijn twee tegenstanders die over hun Heer twisten. (Siregar)
haazaani Khismani ' ikhtasamuu fi rabbihim…
In het Arabisch worden woorden, net als in het Nederlands, verbogen of vervoegd afhankelijk van het aantal. In het Nederlands bestaan twee aantallen: enkelvoud en meervoud. In het Nederlands worden “twee mannen” dus behandeld als meervoud. Het Arabisch kent drie aantallen: enkelvoud, tweevoud en meervoud. In het Arabisch wordt een woord dus behandeld volgend de regels van de enkelvoud, tweevoud of de meervoud. Het werkwoord in het bovenstaande vers is vervoegd alsof het onderwerp meer dan twee is. Het vers spreekt echter over maar twee personen. Het werkwoord had dus volgens de regels van het tweevoud vervoegd moeten worden en het woord ' ikhtasamuu zou dan ' ikhtasamaa moeten zijn. Dit is dus nog een fout.
De achtste fout
In 49:9
En als twee partijen van gelovigen met elkaar slaags raken, sticht dan vrede tussen hen. (Siregar)
wa ' in-taa-'ifataani mi-nal-Mu'- miniinaq-tatalu fa-'aslihuu baynahumaa…
De fout in dit vers lijkt op de vorige. Het aantal is nogmaals tweevoudig maar het werkwoord is vervoegd alsof het onderwerp een meervoud is. Het werkwoord ' aq-tatalu zou dus ' aq-tatala moeten zijn.
De negende fout
In 63:10
Mijn Heer, Had U mij maar een korte tijd uitstel gegeven, dan zou ik uitgeven aan liefdadigheid en tot de rechtvaardigen behoren. (Siregar)
…Rabbi law laa ' akhartanii ' ilaa ' ajalin-qariibin-fa-'assaddaqa wa-'akum-minas-salihiin.
Het werkwoord ' akun is verkeerd vervoegd. Het zou ' akuuna moeten zijn, m.a.w. de klinker “a” moet aan de laatste medeklinker verbonden worden want het werkwoord ' akun staat in de subjunctief. Het voorgaande werkwoord 'assaddaqa is wél correct vervoegd en staat in de subjunctief. De reden hiervoor is dat de tegenwoordige tijd in het Arabisch geplaatst is in de subjunctieve naamval als het voorafgegaan wordt door bepaalde woorden ( huruf naseba). Een van die woorden is de “causatieve fa”.
De tiende fout
In 91:5
Bij de hemel en Wie haar gebouwd heeft. (Siregar)
was- samaa -'I wa maa banaa'haa.
Het woord ma wordt in het Arabisch gebruikt voor het onzijdig. Het onderwerp in de bovenstaande zin is echter God. In het Arabisch had dus het woord man gebruikt moeten worden (in de betekenis van “hij die”). De koranvertaling van de Ahmadiyya Gemeenschap lost het probleem op door God helemaal niet te noemen in het bewuste vers: “De hemel en de schepping er van.”
Een soortgelijke vertaling staat in de Engelse vertaling van Yusuf Ali, met de volgende verklaring in een voetnoot: “De ma masdariya in het Arabisch in deze en volgende zinnen kan het beste naar het Engels vertaald worden met zelfstandige naamwoorden.” Het woord bana in banahaa is echter geen zelfstandig naamwoord maar een werkwoord in de verleden tijdsvorm zoals op correcte wijze als zodanig vertaald door de Engelse vertalers Arberry en Pickthall (“Bij de Hemel en Hij Die hem uitspreidde”). Het woord ma had eigenlijk man moeten zijn (wat “die” betekent) en in die context zou het dan “Die” met een hoofdletter D moeten zijn geweest.
De elfde fout
In 41:11
Daarna wendde Hij Zich tot de hemel die een nevel was en Hij zei tot haar en tot de aarde: “Komt tot Ons, gewillig of ongewillig.” Zij zeiden: “Wij zijn gewillig gekomen.” (Siregar)
… faqal laha wa lel-Arad ' iteya taw'aan aw karha qalata atayna ta'e'een.
Hemel en aarde zijn in het Arabisch vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Het werkwoord in “ze zeiden” is overeenkomstig hiermee vrouwelijk en in tweevoudig ( qalata), maar het bijvoeglijk naamwoord “gewillig” aan het eind van het vers is mannelijk en meervoud ( ta'e'een). Dit wijkt af van de regel dat bijvoeglijke naamwoorden met de bijbehorende zelfstandige naamwoorden overeen moeten komen in getal en geslacht. Ta'e'een, wat gebruikt wordt voor het meervoud, hoort dus ta'e'atain te zijn, wat gebruikt wordt voor het vrouwelijk tweevoud.
De twaalfde fout
In 7:56
Allah's Barmhartigheid is dicht bij de weldoeners. (Siregar)
… inna rahmata Allahi qaribun min al-mohseneen.
Het bovenstaande vers is een nominale zin. In zo’n soort zin hoort het gezegde met het onderwerp van de nominale zin (rahmata) in geslacht overeen te komen. Het woord qaribun (“nabij”) is het gezegde van rahmata Allahi (“de Barmhartigheid van Allah”), zij moeten dus in geslacht met elkaar overeenkomen. Dit is echter niet het geval in de Arabische tekst. Rahmata is vrouwelijk in het Arabisch dus het woord qaribun (wat mannelijk is) had dus qaribah moeten zijn (de vrouwelijke vorm).
Deze regel wordt wel correct toegepast in andere verzen van de koran. In 9:39 staat bijvoorbeeld: “Kalemat ul-Llah heya al ' ulya.” Zowel kalemat als heya zijn vrouwelijk. Om in plaats daarvan te zeggen: “Kalemat ul-Llah howa al-'a'la” kan in geen enkel geval correct zijn. Dit zou net zo onjuist zijn als te zeggen “… inna rahmata Allahi qaribun min…”
De dertiende fout
In 7:160
En Wij verdeelden hen in twaalf stammen… (Siregar)
wa qata'nahom ' ethnata ' ashrata asbatan…
In plaats van asbatan zou er sebtan moeten staan.
In het Arabisch staat er letterlijk “twaalf stammen”. Dit zou correct zijn in het Nederlands maar niet in het Arabisch. In het Arabisch zou er “twaalf stam” moeten staan omdat het zelfstandig naamwoord dat geteld wordt door een nummer boven de tien hoort in het enkelvoud te staan. Deze regel wordt bijvoorbeeld wel correct toegepast in 7:142, 2:60, 5:12 , 9:36 , 12:4.
De koran bevat zinnen die incompleet zijn en niet volledig begrijpelijk zijn zonder de hulp van commentaren; vreemde woorden, ongebruikelijke Arabische woorden, en woorden gebruikt met andere dan de normale betekenis; bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden verbogen zonder rekening te houden met de overeenstemming van geslacht een aantal; onlogisch en ongrammaticaal toegepaste voornaamwoorden die soms geen referent hebben; en gezegden die in gerijmde passages vaak ver van de onderwerpen zijn ... Samenvattend, meer dan honderd koran afwijkingen van de normale regels en structuren zijn opgemerkt... (‘Ali Dashti, 23 Years: A Study of the Prophetic Career of Mohammad, Mazda Publishers, Costa Mesa, California, 1994, pagina 48,50)
Dus, de bovengenoemde zijn slechts enkele voorbeelden en meer zullen volgen.
Sommige van de bovengenoemde fouten zijn geen nieuwe ontdekking door moderne kritiekasters. Zij waren bekend van de eerste eeuw van de islam door de nauwste volgelingen van Mohammed. Het is verslagen dat ‘Oethmaan, na het zien van de eerste kopie van de koran, zei: ‘Ik zie grammaticale fouten erin, en de Arabieren zullen het juist met hun tongen lezen.’ [4] De moslimgeleerde Ibn al-Khatib die het bovengenoemde verslag in zijn boek al-Furqan citeerde, ging verder met het noemen van een ander verslag op het gezag van Aïsja, een van Mohammeds vrouwen, zeggend: 'Er zijn drie grammaticale fouten in het Boek van Allah, zij zijn de fout van de schrijver:
In 20:63
Qaaluuu inna haazaani la-saahiraani ...
En in 5:69
Innal-laziina ' aamanuu wal-laziina haaduu was-Saabi'uuna wan-Nasaaraa man ' aamana bilaahi wal-Yawmil-'Aakhiri wa ' amila saali-hanfalaa khaw-fun ' alay-him wa laa hum yah-zanuun.
En in 4:162
Laakinir-Raasi-khuuna fil-'ilmi minhum wal-Mu'- minuuna yu'- minuuna bi-maaa ' unzila ' ilayka wa maaa ' unzila min-qablika wal-muqiimiin as-Salaata wal mu'- tuunaz-Zakaata wal-Mu'- mi-nuuna billaahi wal-Yawmil-'Aakhir: ' ulaaa ' ika sanu'- tii-him ' ajran ' aziimaa. [5]
Twee opmerkingen moeten worden gemaakt.
Allereerst, moslims beweren dat de koran die we in onze handen vandaag hebben is wat oorspronkelijk aan Mohammed was geopenbaard, zonder verandering zelfs niet aan één letter. Echter, dit zijn grammaticafouten in de koran vandaag. Bij het zien van deze fouten moeten we kiezen uit twee keuzes. Of, de oorspronkelijke koran werd geopenbaard bevattend deze fouten, of de fouten resulteren uit fouten door menselijke schrijvers toen zij de koran aan het overschrijven waren. Er bestaan geen andere mogelijkheden. Als de eerste keuze ondenkbaar is, is de tweede de enige logische verklaring. Maar dat betekent ook dat het niet waar is dat de koran die we in onze handen hebben het “enige geïnspireerde schrift ” is “dat intact naar ons beneden is gekomen zoals het geopenbaard was aan de profeet. Er is niet met de tekst geknoeid en de oorspronkelijke puurheid van de taal is onbezoedeld gebleven.”
Ten tweede, als de bovengenoemde fouten in een te publiceren artikel gevonden werden, zouden deze fouten gecorrigeerd worden. Het artikel, met deze fouten er nog in, zou niet onthaald worden als een meesterwerk.
De koran is, vanwege deze fouten, zelfs geen meesterwerk. Als, menselijk gesproken, de koran geen meesterwerk kan worden genoemd, kan iemand het eerlijk een goddelijk letterkundig wonder noemen?
Referenties :
1. Leringen van de Islam, Islamic Council of New South Wales, p.15.
2. Leringen van de Islam, Islamic Council of New South Wales, p.18.
3. Inleiding tot Pickthall’s vertaling met transliteratie, the Burney Academy, Hyderabad, p.xxiv.
4. Al-Furqan door Mohammad M. ' abd al-Latif Ibn al-Katib, Dar al-Kutub al-'elmiyah, Beirut, p.90
5. Al-Furqan door Mohammad M. ' abd al-Latif Ibn al-Katib, Dar al-Kutub al-'elmiyah, Beirut, p.91