Moeslim Boek 19

Boek 19, Nummer 4292

Ibn 'Aoen vertelde: ik schreef Nafi' om bij hem te informeren of het noodzakelijk is (de ongelovigen) uit te nodigen de islam aan te nemen alvorens hen in de strijd te ontmoeten. Hij schreef mij (als antwoord) dat dat noodzakelijk was in de begintijd van islam. De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) overviel de Banoe Moestaliq op het moment dat zij dat niet verwachtten en hun vee werd gedrenkt bij het water. Hij doodde hen die vochten en nam anderen gevangen. Op diezelfde dag nam hij Djoewayriyah bint al-Harith gevangen. Nafi' zei dat deze overlevering hem doorgegeven werd door Abdoellah b. Oemar die zich (zelf) onder de aanvallende troepen bevond.”

Hoofdstuk 9: Toelaatbaarheid voor het doden van vrouwen en kinderen bij nachtelijke invallen, op voorwaarde dat het niet met opzet is.

Boek 19, Nummer 4323.

Er wordt verslagen op autoriteit van Sa’b b. Jaththama dat de profeet van Allah (vrede zij met hem), toen hem gevraagd werd over de vrouwen en kinderen van de polytheïsten die gedood werden tijdens de nachtelijke inval, zei: ‘Zij zijn van hen’”

Volume 3, Boek 19, Nummer 4436

Het is overgedragen op autoriteit van Djabir dat de boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei: Wie wil Ka’b b. Ashraf doden? Hij heeft Allah gelasterd, de Verhevene en Zijn Boodschapper. Mohammed B. Maslama zei: Boodschapper van Allah, wilt u dat ik hem zal doden? Hij zei: Ja. Hij zei: Sta mij toe met hem te praten ( op een manier die ik geschikt acht). Hij zei: Praat (zoals u geschikt acht)…. De rest is ongeveer gelijk aan Boechari, zie Volume 5, Boek 59, Nummer 369.


Volume 3, Boek 19, Nummer 4345

Het is verteld op het gezag van Salama (b. al-Akwa’) die zei: Wij vochten tegen Fazara en Aboe Bakr was de bevelhebber over ons. Hij was aangewezen door de Boodschapper van Allah. Toen we slecht een uur afstand van het water van de vijand waren, gebood Aboe Bakr ons aan te vallen. We maakten een stop tijdens het laatste deel van de nacht voor rust en toen vielen wij van alle kanten aan en bereikten hun waterplaats waar een slag werd gevochten. Sommigen van de vijanden werden gedood en sommigen werden gevangen genomen. Ik zag een groep personen die bestond uit vrouwen en kinderen. Ik was bang opdat zij niet de berg voor mij zouden bereiken, dus schoot ik een pijl tussen hen en de berg. Toen zij de pijl zagen, stopten zij. Dus ik bracht hen, hen langs drijvend. Onder hen was een vrouw van de Banoe Fazara. Zij droeg een leren jas. Met haar was haar dochter die één van de schoonste meisjes in Arabië was. Ik [Salama, een overvaller] dreef [gevangenen] hen totdat ik hen naar Aboe Bakr [metgezel van Mohammed] bracht die mij dat meisje gaf als beloning. Aldus kwamen wij in Medina aan. Ik had haar nog niet ontkleed of de boodschapper van Allah ontmoette mij op straat en zei: Geef me dat meisje, O Salama. Ik zei: Boodschapper van Allah, zij heeft me gefascineerd. Ik heb haar nog niet ontkleed. De volgende dag, toen de boodschapper van Allah mij opnieuw op straat ontmoette, zei hij: O Salama, geef mij dat meisje, moge Allah uw vader zegenen. Ik zei: zij is voor u, boodschapper van Allah. Bij Allah, ik heb haar nog niet ontkleed. De Boodschapper van Allah stuurde haar naar de mensen van Mekka en gaf haar als losprijs voor een aantal moslims die daar gevangen waren genomen.



Moeslim index