2 Korinthiërs 12: 16 - Is Paulus geslepen/ sluw en bedriegt hij gelovigen?

Sommigen beschuldigen Paulus met de bewering dat hij sluw was en mensen met bedrog probeerde te vangen. Zij baseren dit op de tekst: “ik ben nu eenmaal sluw, met list heb ik u gevangen.”.

Deze tekst komt uit het volgende bijbelgedeelte:

14 Zie, het is nu de derde maal, dat ik gereed sta tot u te komen, en ik zal u niet lastig vallen; want het is mij niet om het uwe, maar om uzelf te doen. Immers, kinderen behoren niet voor hun ouders te sparen, maar ouders voor hun kinderen. 15 Ik voor mij zal zeer gaarne offers brengen, ja, mijzelf opofferen voor uw zielen. Ontvang ik soms minder liefde, naarmate ik u meer liefheb? 16 Het zij zo; tot overlast ben ik u niet geweest, ik ben nu eenmaal sluw, met list heb ik u gevangen. 17 Heb ik mij dan ten koste van u bevoordeeld door iemand van hen, die ik tot u zond? 18 Ik heb Titus verzocht (te gaan) en die broeder met hem medegezonden. Heeft Titus zich dan ten koste van u bevoordeeld? Hebben wij niet in dezelfde geest, in hetzelfde spoor gewandeld? (NBG-vertaling © 1951 Nederlands Bijbelgenootschap)

De Nieuwe Bijbel Vertaling vertaalt dit gedeelte als volgt:

14 Ik sta klaar om u nu voor de derde keer te bezoeken, en ik zal u niets kosten. Het gaat mij niet om uw geld, maar om u. Niet de kinderen moeten voor de ouders sparen, maar de ouders voor de kinderen. 15. Ik wil graag alles wat ik bezit aan u geven, tot mezelf toe. Maar neemt uw liefde voor mij soms af naarmate mijn liefde voor u toeneemt? 16. U geeft toe dat ik geen beroep op u heb gedaan, maar ik zou volgens u wel zo geslepen zijn geweest dat ik u bedrogen heb. 17. Is er ook maar iemand die ik naar u heb toegestuurd om u uit te buiten? 18. Ik heb Titus aangespoord opnieuw naar u toe te gaan en een broeder met hem meegestuurd. Heeft Titus u uitgebuit? Hebben hij en ik niet in dezelfde geest gehandeld? Hebben wij niet hetzelfde spoor gevolgd? (2 Korinthiërs 12: 14-18)

In dit gedeelte gaat het om een insinuatie van de Korinthiers die Paulus beschuldigen dat hij een slag uit hen probeert te slaan door middel van anderen. Deze insinuatie stelt Paulus aan de kaak doordat het woordje “ik” in vers 16 in het Grieks met nadruk is: “maar ik, ik zou volgens u wel zo geslepen zijn geweest dat ik u bedrogen heb, waarop Paulus in de verzen 17 en 18 met tegenvragen antwoordt: “Is er ook maar iemand die ik naar u heb toegestuurd om u uit te buiten?... Heeft Titus u uitgebuit? Hebben hij en ik niet in dezelfde geest gehandeld? Hebben wij niet hetzelfde spoor gevolgd?”

Deze vragen zij alle retorische vragen waarbij de eerste twee ontkennend beantwoord kunnen worden en de laatste twee bevestigend. Immers, Paulus keurt onomwonden dwaling, bedrog of oneerlijkheid af:

Onze oproep berust niet op een dwaling, op oneerlijkheid of bedrog.. (1 Tessalonicenzen 2:3)

Vers 16 is dus NIET de overtuiging van Paulus. Paulus is niet geslepen, sluw of listig en bedriegt niet.


Verantwoording