Boechari Boek 75
Volume 8, Boek 75, Nummer 318:
Verteld door Sjaddaad bin ‘Aus:
De Profeet zei: “De meest superieure manier om van Allah vergeving te vragen is: 'Allahumma anta Rabbi la ilaha illa anta, Anta Khalaqtani wa ana abduka, wa ana 'ala ahdika wa wa'dika mastata'tu, A'udhu bika min Sharri ma sana'tu, abu'u Laka bini'matika 'alaiya, wa Abu Laka bidhanbi faghfirli innahu la yaghfiru adhdhunuba illa anta."
De Profeet voegde eraan toe. “Als iemand het reciteert tijdens de dag met standvastig geloof erin, en sterft op dezelfde dag voor de avond, zal hij zijn uit de mensen van het Paradijs; en als iemand het ’s nachts reciteert met standvastig geloof erin, en sterft voor de morgen, zal hij zijn uit de mensen van het Paradijs.””
Volume 8, Boek 75, Nummer 319:
Verteld door Aboe Hoeraira:
Ik hoorde Allah's apostel zeggen: "Bij Allah! Ik vraag om vergeving van Allah en keerde mij tot hem in berouw meer dan 70 keer per dag.”
Volume 8, Boek 75, Nummer 335:
Verteld door Sjaddaad bin ‘Aus:
De Profeet zei: “De meest superieure manier om van Allah vergeving te vragen is: ‘Allahumma anta Rabbi la ilaha illa anta. Khalaqtani wa ana ‘abduka, wa ana ‘ala ‘ahdika wa Wa’dika mastat’tu abu’u Laka bi ni ‘matika wa abu’u Laka bidhanbi; faghfirli fa’innahu la yaghfiru-dh-dhunuba ill a ant a. A'uidhu bika min sharri ma sana’tu.’ Als iemand deze aanroep reciteert tijdens de nacht, en als hij vervolgens zou sterven, zal hij naar het Paradijs gaan (of hij zal van de mensen van het Paradijs zijn). En als hij het in de ochtend reciteert, en als hij zou sterven op diezelfde dag, zal hij hetzelfde lot hebben.”
Het Arabisch wordt vertaald als:
“O Allah! U bent mijn Heer. Niemand heeft het recht om aanbeden te worden dan U. U schiep mijn, en ik ben uw slaaf, en ik ben getrouw tot mijn verbond en mijn beloften zoveel als ik kan. Ik erken voor U, al de zegeningen die U mij toegekend heeft en belijd U al mijn zonden, dus vergeef ze alstublieft, omdat niemand zonden kan vergeven behalve U. En ik zoek mijn toevlucht in U van al het verkeerde dat ik gedaan heb.”
Volume 8, Boek 75, Nummer 359:
Verteld door ‘Aïsja:
Toen Allah’s Apostel gezond was, zei hij: “Geen profeet sterft totdat hij zijn plaats in Paradijs wordt getoond, en daarna wordt hij de optie (om te leven of te sterven) gegeven.” Dus toen de dood hem naderde (tijdens zijn ziekte), en terwijl zijn hoofd was on mijn dij, werd hij bewusteloos voor een poosje, en toen hij bijkwam, richtte hij zijn ogen op het plafond en zei: “O Allah! Laat mij bij de Hoogste Metgezellen zijn (zie soera 4:69),” Ik zei: “Dus, hij kiest niet ons.” Daarna realiseerde ik dat het de toepassing was van de uitspraak die hij ons gewoon was te vertellen toen hij gezond was. Dus dat was zijn laatste uitting (voordat hij stierf), dat wil zeggen: “O Allah! Laat mij bij de Hoogste Metgezellen zijn.”
Volume 8, Boek 75, Nummer 379:
Verteld door Aïsja:
De Profeet was gewoon te zeggen: “O Allah! Ik zoek bescherming bij U van luiheid en geriatrische oudheid, van alle soorten zonden en van het zijn in schuld, van de kwellingen van het Vuur en van de straf van het Vuur en van het kwade van de kwellingen van rijkdom, en ik zoek toevlucht bij U van de kwellingen van armoede, en ik zoek toevlucht bij U van de kwellingen van Al-Mesiah Ad-Daddjal. O Allah! Was mijn zonden weg met het water van de sneeuw en hagel, en reinig mijn hart van alle zonden zoals een wit kledingstuk wordt gereinigd van de vuiligheid, en laat er een lange afstand tussen mij en mijn zonden zijn, zoals U het Oosten en het Westen ver van elkaar hebt gemaakt.”
Volume 8, Boek 75, Nummer 400:
Verteld door ‘Aisja:
dat Allah’s Apostel was beinvloed door magie, zoveel dat hij gewoon was te denken dat hij iets gedaan had dat in feite, hij niet zo deed, en hij riep zijn Heer (voor een remedie). Daarna (een dag) zei hij: “O ‘Aisja!) Weet je dat Allah mij geadviseerd heeft wat betreft het probleem waarover ik Hem raadpleegde?” ‘Aisja zei: “O Allah’s Apostel! Wat is dat?” Hij zei: “Twee mannen kwamen tot mij en één van hen zat aan mijn hoofd en de andere aan mijn voeten, en éen van hen vroeg zijn metgezel: ‘Wat is verkeerd met deze man?’ De laatste antwoordde: ‘Hij is onder het gevolg van magie.’ De eerste vroeg: ‘Wie heeft magie op hem bewerkt?’ De laatste antwoordde: ‘Labid bin Al-A’sam.’ De eerste vroeg: ‘Met wat bewerkte hij de magie?’ De laatste antwoordde: ‘Met een kam en het haar, die kleefden aan de kam, en de huid van pollen van een dadelpalmboom.’ De eerste vroeg: ‘Waar is dat?’ De laatste antwoordde: ‘Het is in Dharwan.’ Dharwan was een bron in woonplaats van de (stam van) Bani Zoeraiq. Allah’s Apostel ging naar die bron en keerde terug naar ‘Aisja, zeggend: ‘Bij Allah, het water (van de bron) was net zo rood als de inbrenging van Hinna, (2) en de dadelpalmboom lijkt als de hoofden van duivels.’ ‘Aisja voegde eraan toe, Allah’s Apostel kwam naar mij en informeerde me over de bron. Ik vroeg de Profeet: ‘O Allah’s Apostel, waarom nam je niet de huid van de pollen?’ Hij zei: ‘Wat mij betreft, heeft Allah mij genezen en ik haatte om de aandacht van de mensen op dergelijke slechtheid te trekken (dat zij kunnen leren en anderen schade mee toebrengen)’”
Verteld door Hisjaams vader: ‘Aisja zei: “Allah’s Apostel was behekst, dus riep hij herhaaldelijk Allah aan Hem verzoeken hem te genezen van die magie).” Hisjaam vertelde toen de bovengenoemde vertelling. (Zie hadieth no. 658, Vol. 7)
Volume 8, Boek 75, Nummer 407:
Verteld door Aboe Moesa:
De Profeet was gewoon Allah aan te roepen met de volgende aanhef: ‘Rabbi-ghfir-li Khati ‘ati wa jahli wa israfi fi amri kullihi, wa ma anta a’lamu bihi minni. Allahumma ighfirli khatayaya wa ‘amdi, wa jahli wa jiddi, wa kullu dhalik ‘indi. Allahumma ighrifli ma qaddamtu wa ma akhartu wa ma asrartu wa ma a’lantu. Anta-l-muqaddimu wa anta-l-mu’akh-khiru, wa anta ‘ala kulli sha’in qadir.’
Het Arabisch wordt vertaald als:
“O mijn Heer! Vergeef mijn zonden en mijn onwetendheid en mijn overschrijdingen van de grenzen van gerechtigheid in al mijn daden en wat u beter weet dan ik. O Allah. Vergeef mijn fouten, die gedaan met opzet of uit onwetendheid of zonder of met serieusheid, en ik belijd dat al dergelijke fouten gedaan zijn door mij. O Allah! Vergeef mijn zonden van het verleden en van de toekomst die ik openlijk of in het verborgene deed. U bent de Ene Die de dingen vooraf gaat en de Ene die ze vertraagt, en U bent de Almachtige.”
Volume 8, Boek 75, Nummer 408:
Verteld door Aboe Moesa Al-Asj’ari:
De Profeet was gewoon Allah aan te roepen, door te zeggen: “Allahumma ighfirli khati'ati wa jahli wa israfi fi amri, wa ma anta a-‘lamu bihi minni. Allahumma ighfirli hazali wa jiddi wa khata’i wa amdi, wa kullu dhalika ‘indi.”
Het Arabisch wordt vertaald als:
“O Allah! Vergeef mijn fouten en mijn onwetendheid en mij overschrijding van de grenzen van rechtvaardigheid in mijn daden; en vergeef wat U ook beter weet dan ik. O Allah! Vergeef het verkeerde dat ik grappend of serieus gedaan heb, en vergeef mijn toevallige en fouten met opzet, alles dat aanwezig is in mij.”