Boechari Boek 73
Verteld door Al-Wahid bin ‘Aizar:
Ik hoorde Abi Amr ‘Ash-Shaibani zeggen: “De eigenaar van dit huis,” en hij wees naar Abdoella’s huis, “zei: ‘Ik vroeg aan de Profeet: ‘Van welke daad houdt Allah het meest?” Hij antwoordde: “Gebeden aanbieden op de vroege [allereerste] gezette tijden.’” ‘Abdoella vroeg: “Wat is daarna (het beste)?” De Profeet zei: “Goed te zijn en plichtsgetrouw tegenover je ouders.” Abdoella vroeg: “Wat is daarna (het beste)?” De Profeet zei: “Deel te nemen in de djihaad voor de Zaak van Allah.” Abdoella voegde toe: “De Profeet vertelde mij deze drie dingen, en als ik hem meer had gevraagd, zou hij mij meer hebben verteld.”
Volume 8, Boek 73, Nummer 128:
Verteld door Aboe Hoeraira:
Allah’s Apostel zei: “Degene onder u die zweert, (door per ongeluk te zeggen) in zijn eed ‘Bij Al-Laat en Al-Oezza,’ moet dan zeggen: ‘Niemand heeft het recht aanbeden te worden dan Allah.’ En degene die zegt tot zijn metgezellen: ‘Kom laat mij gokken’ met u, moet iets geven in liefdadigheid (als een boetedoening voor een dergelijke zonde).
Volume 8, Boek 73, Nummer 130:
Verteld door ‘Aïsja:
De Profeet kwam naar mij toe hoewel er een gordijn met afbeeldingen (van dieren) in het huis was. Zijn gezicht werd rood van woede, en toen nam hij het gordijn en scheurde het in stukken. De Profeet zei: “Dergelijke mensen die deze afbeeldingen schilderen zullen de ergste straf op de Dag der Opstandingen ontvangen.”
Volume 8, Boek 73, Nummer 151:
Overgedragen door ‘Aïsja:
Ik speelde nog met poppen in de nabijheid van de Profeet en mijn vriendinnetjes speelden ook met mij. Wanneer de profeet (mijn woonplaats) betrad verstopten zij zichzelf, maar de profeet riep ze erbij om met mij te spelen. (Het spelen met de poppen en dergelijke beelden was verboden, maar het was toegestaan voor ‘Aïsja in die tijd, aangezien ze nog een klein meisje was dat nog niet de pubertijd bereikt had.) (Fateh-al-Bari page 143, Vol.13)
Volume 8, Boek 73, Nummer 182:
Verteld door Anas bin Malik:
Allah’s Apostel was op een reis en hij had een zwarte slaaf genaamd Anjasja, en hij dreef de kamelen (erg snel, en er waren vrouwen op die kamelen). Allah’s Apostel zei: “Waihaka (Moge Allah genadig tot u zijn), O Anjasja! Drijf (de kamelen) langzaam) met de vrouwen!”
Volume 8, Boek 73, Nummer 242:
Verteld door Aboe Hoeraira:
De Profeet zei: “Allah houdt van niezen en houdt niet van gapen, dus als iemand niest en dan Allah prijst, dan is het verplicht voor iedere moslim die hem hoort, om te zeggen: Moge Allah genadig met u zijn (Yar-hamoeka-l-lah). Maar ten aanzien van gapen, het is van Satan, dus moet je je best doen om het te stoppen, als iemand zegt ‘Ha’ tijdens het gapen, zal Satan om hem lachen.”