Boechari Boek 55
Volume 4, Boek 55, Nummer 545:
Verteld door Aboe Salama:
Oemm Salama zei: “Oemm Salaim zei: ‘Oh Apostel van Allah! Allah aarzelt niet de waarheid te zeggen! Is het verplicht voor een vrouw om een bad te nemen nadat ze nachtelijke vloeiing heeft?’ Hij zei: ‘Ja, als ze het water (dat wil zeggen: de vloeiing) ziet.’ Oemm Salama glimlachte en zei: ‘Krijgt een vrouw vloeiing?’ De Apostel van Allah zei: ‘Waarom lijkt een kind dan (op zijn moeder)?’”
Volume 4, Boek 55, Nummer 546:
Verteld door Anaas:
Toen ‘Abdoellah bin Salaam de komst van de Profeet te Medina horde, kwam hij tot hem en zei: “Ik ga u drie dringen vragen die niemand weet behalve een profeet: Wat is het eerste voorteken van het Uur? Wat zal de eerste maaltijd zijn genomen door de mensen van het Paradijs? Waarom lijkt een kind op zijn vader, en waarom lijkt het op zijn oom van moederszijde?” Allah’s Apostel zei: “Gabriël heeft mij zojuist de antwoorden verteld.” ‘Abdoellah zei: “Hij (dat wil zeggen Gabriël), van te midden van alle engelen, is de vijand van de joden.” Allah’s Apostel zei: “Het eerste voorteken van het Uur zal een vuur zijn dat de mensen van het oosten tot het westen bijeen zal brengen; de eerste maaltijd van de mensen van het Paradijs zal Extra-lob (caudate lob) zijn van vissenlever. Wat betreft het lijken van het kind op zijn ouders: Als een man seksuele gemeenschap heet met zijn vrouw en eerst discharge krijgt, zal het kind op de vader lijken, en als de vrouw eerst discharge krijgt, zal het kind op haar lijken.” Daarop zei ‘Abdoellah bin Salaam: “Ik getuig dat u de Apostel van Allah bent.” ‘Abdoellah bin Salaam zei verder: “O Allah’s Apostel! De Joden zijn leugenaars, en als zij komen te weten over mij bekering tot de islam voordat u hen (over mij) vraagt, zullen zij een leugen over mij vertellen.” De joden kwamen tot Allah’s Apostel en ‘Abdoellah ging het huis binnen. Allah’s Apostel vroeg (de joden): “Wat voor soort man is ‘Abdoellah bin Salaam onder u?” Zij antwoorden: “Hij is meest geleerde persoon onder ons, en de beste onder ons, en de zoon van de beste onder ons.” Allah’s Apostel zei: “Wat denkt u als hij de islam aanneemt (zullen je doen als hij dat doet)?” De joden zeiden: “Moge Allah hem ertegen beschermen.” Toen kwam ‘Abdoellah bin Salaam naar buiten en zei tegenover hen: “Ik getuig dat Niemand recht heeft aanbeden te worden dan Allah en dat Mohammed de Apostel van Allah is.” Daarop zeiden zij: “Hij de slechtste onder ons, en de zoon van de slechtste onder ons,” en continueerden slecht over hem te praten.
Volume 4, Boek 55, Nummer 553:
Verteld door Ibn Oemar:
Eens stond Allah’s Apostel te midden van de mensen, verheerlijkte en prees Allah zoals Hij verdiende en noemde toen de Daddjal zeggend: “Ik waarschuw u tegen hem (dat wil zeggen de Daddjal) en er was geen Profeet die zijn natie niet tegen hem waarschuwde. Geen twijfel, Noach waarschuwde zijn natie tegen hem maar ik vertel u over hem iets waarover geen Profeet zijn natie voor mij vertelde. U zult weten dat hij eenogig is, en Allah is niet eenogig.”
Volume 4, Boek 55, Nummer 567:
Verteld door Aboe Said Al-Choedri:
De Profeet zei: “Allah zal zeggen (op de Dag der Opstanding:) ‘O Adam.’Adam zal antwoorden: ‘Labbaik wa Sa’daik’, en al het goede is in Uw Hand.’ Allah zal zeggen: ‘Breng de mensen uit het vuur.’ Adam zal zeggen: ‘O Allah! Hoe veel zijn de mensen van het Vuur?’ Allah zal antwoorden: ‘Van iedere duizend, neem 999 er uit.’ Op dat moment zullen kinderen grijsaards worden, iedere zwangere vrouw zal een miskraam hebben, en men zal de mensheid zien als dronken, doch niet dronken zullen zij zijn, maar vreselijk zal de toorn van Allah zijn.” De metgezellen van de Profeet vroegen: “O Allah’s Apostel! Wie is die uitgezonderde?” Hij zei: “Wees blij met goede berichten, één persoon zal zijn uit u en duizend zullen zijn uit Gog en Magog.”
De Profeet zei verder: “Bij Hem in Wiens Handen mijn leven is, hoop dat u éénvierde zult zijn van de mensen van het Paradijs.” We schreeuwden: “Allahoe Akbar!” Hij voegde eraan toe: “Ik hoop dat u éénderde zult zijn van de mensen van het Paradijs.” We schreeuwden: “Allahoe Akbar!” zei: “Ik hoop dat u de helft zult zijn van de mensen van het Paradijs.” We schreeuwden: “Allahoe Akbar!” Hij zei verder: “U (moslims) (vergeleken met niet-moslims) bent als een zwart haar in de huid van een witte os of als een witte haar in de huid van een zwarte os (dat wil zeggen uw aantal is erg klein vergeleken met hun.)
Volume 4, Boek 55, Nummer 578:
Verteld door Aboe Hoeraira:
Abraham vertelde niet een leugen behalve op drie gelegenheden. Twee keer voor de Zaak van Allah toen hij zei: “Ik ben ziek,” en hij zei: “(Ik heb dit niet gedaan maar) de grote afgod heeft het gedaan.” De derde keer was dat terwijl Abraham en Sara (zijn vrouw) op reis gingen, passeerden zij (het territorium van) een tiran. Iemand zei tot de tiran: “Deze man (dat wil zeggen Abraham) wordt vergezeld door een erg charmante dame.” Dus liet hij Abraham halen en vroeg hem over Sara zeggend: “Wie is deze dame?” Abraham zei: “Zij is mijn zuster.” Abraham ging naar Sara en zei: “O Sara! Er zijn geen gelovigen op de oppervlakte van de aarde behalve jij en ik. Deze man vroeg mij over u en ik vertelde hem dat u mijn zuster bent, dus weerspreek niet mijn stelling.” De tiran riep toen Sara en toen zij naar hem ging, probeerde hij haar met zijn hand te pakken maar (zijn hand werd stijf en) hij werd verijdeld. Hij vroeg Sara: “Bid tot Allah voor mij, en ik zal je geen kwaad doen.” Dus Sara vroeg Allah om hem te genezen en hij werd genezen. Hij probeerde haar te pakken voor de tweede keer, maar (zijn hand werd net zo stijf of stijver dan ervoor en ) was meer verijdeld. Hij verzocht opnieuw Sara: “Bid tot Allah voor mij, en ik zal je geen kwaad doen” Sara vroeg Allah opnieuw en hij werd in orde. Hij riep toen één van zijn bewakers (die haar gebracht had) en zei: “U hebt mij niet een menselijk wezen gebracht maar een duivel.” De tiran gaf toen Hadjar als een slavenmeisje aan Sara. Sara kwam terug (naar Abraham) terwijl hij aan het bidden was. Abraham, gebarend met zijn hand, vroeg: “Wat is er gebeurd?” Zij antwoordde: “Allah heeft het slechte plan van de ongelovige (of immoreel persoon) bedorven en mij Hadjar voor bediening gegeven.” (Aboe Hoeraira sprak toen zijn luisteraars toe zeggend: “Die Hadjar was uw moeder, O Bani Ma-is-Sama (dat wil zeggen de Arabieren, de nakomelingen van Ismaël, Hadjars zoon).”
Volume 4, Boek 55, Nummer 641:
Verteld door Said bin Al-Moesaijab:
Aboe Hoeraira zei: “Ik hoorde Allah’s Apostel zeggen: ‘Er is niemand geboren uit het nageslacht van Adam, dan dat Satan hem aanraakt. Een kind huilt daarom luid tijdens de geboorte vanwege de aanraking van Satan, behalve Maria en haar kind.” Toen reciteerde Aboe Hoeraira: “… ik stel haar en haar nageslacht onder Uw bescherming tegen Satan, de verworpene.” (3: 36)
Volume 4, Boek 55, Nummer 651:
Verteld door Aboe Hoeraira:
Ik hoorde Allah’s Apostel zeggen: “Ik ben de innigste van alle mensen tot de zoon van Maria, en alle profeten zijn vaderlijke broeders, en er was geen profeet tussen mij en hem.”
Volume 4, Boek 55, Nummer 652:
Verteld door Aboe Hoeraira:
Allah’s Apostel zei: “Zowel in deze wereld als in het Hiernamaals, ik ben de innigste van alle mensen tot Jezus, de zoon van Maria. De profeten zijn vaderlijke broeders; hun moeders zijn verschillend, maar hun religie is één.”
Volume 4, Boek 55, Nummer 653:
Verteld door Aboe Hoeraira:
De Profeet zei: “Jezus, ziende een man stelen, vroeg hem: ‘Stal u?’ Hij zei: ‘Nee, bij Allah, buiten Wie er Geen is wie het recht heeft om te worden aanbeden’. Jezus zei: ‘Ik geloof in Allah en geloof mijn ogen.”
Volume 4, Boek 55, Nummer 654:
Verteld door ‘Oemar:
Ik hoorde de Profeet zeggen: “Overdrijf niet in het prijzen van mij als de christenen de zoon van Maria prijzen, want ik ben alleen een slaaf. Dus noem mij de slaaf van Allah en Zijn Apostel.”