Boechari Boek 23

Volume 2, Boek 23, Nummer 333:

Verteld door 'Aïsja :

Aboe Bakr kwam zijn paard berijdend van zijn woonplaats in As-Soenh. Hij stapte ervan af, betrad de moskee en sprak niet met iemand totdat hij tot mij kwam en ging direct naar de Profeet, die bedekt was met een gemarkeerde laken. Aboe Bakr ontblootte zijn gezicht. Hij knielde neer en kuste hem en begon toen te wenen en zei: “Mijn vader en moeder zij geofferd voor u, O Allah’s Profeet! Allah zal niet de twee doden op u combineren. U heeft de dood gestorven die voor u geschreven was.”
Verteld door Aboe Salama van Ibn Abbas: Aboe Bakr kwam naar buiten en ‘Oemar, sprak de mensen toe, en Aboe Bakr vertelde hem om te gaan zitten maar ‘Oemar weigerde. Aboe Bakr vertelde hem opnieuw om te gaan zitten en ‘Oemar weigerde opnieuw. Daarna reciteerde Aboe Bakr de Tashah-hoed (dat wil zeggen niemand heeft het recht te worden aanbeden dan Allah en Mohammed is Allah’s Apostel) en de mensen luisterden naar Aboe Bakr en verlieten ‘Oemar. Aboe Bakr zei: “Amma ba’doe, degene die onder u Mohammed aanbad, dan Mohammed is dood, maar degene die Allah aanbad, Allah leeft en zal nooit sterven. Allah zei: ‘Mohammed is niet meer dan een Apostel en inderdaad (veel) Apostelen stierven voor hem ..(inclusief) de dankbaren.’” (3:144) (De verteller voegde eraan toe: “Bij Allah, het was als of de mensen nooit wisten dat Allah dit vers eerder had geopenbaard totdat Aboe Bakr het reciteerde en daarna begon degene die het hoorde, het te reciteren.”)

Volume 2, Boek 23, Nummer 334:

Verteld door Kharija bin Zaid bin Thabit:

Oem Al-‘Ala’, een Ansarivrouw die de gelofte van trouw aan de Profeet gaf zei tegen mij: “De emigranten weden onder ons verdeeld door lootjes te trekken en wij kregen in ons deel ‘Oethmaan bin Maz’oen. We lieten hem met ons wonen in ons huis. Daarna leed hij aan een ziekte die fataal bleek te zijn toen hij stierf en werd een bad gegeven en werd gewikkeld in klederen, Allah’s Apostel kwam ik zei: ‘Moge Allah genadig voor u zijn, O Aboe As-Sa’ib! Ik getuig dat Allah u eert’. De Profeet zei: ‘Hoe weet u dat Allah hem eert?’ Ik antwoordde: ‘O Allah’s Apostel! Laat mijn vader voor u geofferd worden! Waarop anders zal Allah zijn eer schenken? De Profeet zei: ‘Geen twijfel, dood kwam tot hem. Bij Allah, ik wens hem ook goed, maar bij Allah, ik weet niet wat Allah zal doen met mij ondanks dat ik Allah’s Apostel ben.’ Bij Allah, ik heb nooit getuigd de vroomheid van iemand daarna.”

Volume 2, Boek 23, Nummer 427:

Verteld door Djabir bin Abdoellah:

De Profeet verzamelde iedere twee martelaars van Oehoed in één stuk kleding, daarna zou hij vragen: “Wie van hen wist meer van de koran?” Wanneer één van hen voor hem aangewezen werd, zou hij die eerst in het graf plaatsen en zeggen: “Ik zal hiervan een getuige zijn op de Dag der Opstanding.” Hij gebood hen te laten begraven met hun bloed op hun lichamen en zij werden noch gewassen noch werd een begrafenisgebed voor hen aangeboden.

 

Volume 2, Boek 23, Nummer 430:

Verteld door Djabir:

De Profeet zei: “Begraaf hen (de martelaars) met hun bloed.” (Dat was) Op de dag van de slag van Oehoed. Hij liet hen niet wassen.

Volume 2, Boek 23, Nummer 431:

Verteld door Djabir bin Abdoellah:

Allah’s Apostel omhulde iedere twee martelaars van Oehoed in één stuk van kleding en daarna zou hij vragen: “Wie van hen wist meer koran?” Wanneer één van hen werd aangewezen zou hij hem eerst in het graf leggen. Hij zei: “Ik ben een getuige van deze.” Daarna gebood hij hen te worden begraven met het bloed van hun lichamen. Noch bood hij hun begrafenisgebed noch liet hij hen wassen. (Djabir bin Abdoellah voegde eraan toe): Allah’s Apostel was gewoon te vragen over de martelaars van Oehoed, wie van hen meer van de koran wist.”En wanneer één van hen werd aangewezen als het hebben van meer ervan zou hij hem eerst in het graf plaatsen en daarna zijn metgezellen. (Djabir voegde eraan toe): Mijn vader en mijn oom werden omhuld in één laken.

Volume 2, Boek 23, Nummer 378:

Verteld door Al-Moeghira:

Ik hoorde de Profeet zeggen: “Het onjuist toeschrijven van dingen aan mij is niet als het onjuist toeschrijven aan iemand anders. Wie een leugen tegen mij met opzet vertelt, zal zeker zijn stoel bezetten in het hellevuur.” Ik hoorde de Profeet zeggen: “De overledene over wie gejammerd wordt, wordt gefolterd voor dat jammeren.”

Volume 2, Boek 23, Nummer 423:

Verteld door Ibn Abbaas:

De profeet zei: “Allah heeft Mekka tot een heiligdom gemaakt en het was een heiligdom vóór mij en dit zal het ook na mij zijn. Het is voor mij wettig gemaakt om (er in te vechten) gedurende enkele uren per dag. Het is niemand toegestaan om zijn doornstruiken te ontwortelen of zijn bomen te kappen of zijn spel na te jagen, of gevallen dingen op te rapen behalve door een persoon die dit het publiekelijk meedeelt.” Hierop zei Al-Abbaas (tot de profeet): “Behalve Al-Idhkhir voor onze goudsmeden en voor onze graven.” En dus voegde de profeet toe: “Behalve Al-Idhkhir.” En Aboe Hoeraira droeg over dat de profeet zei: “Behalve Al-Idhkhir voor onze graven en huizen.” En Ibn Abbaas zei: “Vanwege hun goudsmeden en huizen.”

Volume 2, Boek 23, Nummer 437:

Verteld door Ibn 'Oemar:

‘Oemar ging samen met de Profeet (v.z.m.h.) en een groep mensen uit naar Ibn Saijad totdat zij hem zagen spelen met de jongens vlakbij de heuveltjes van Bani Moeghala. Ibn Saijad bereikte in die tijd zijn puberteit en merkte (ons) niet op totdat de Profeet hem trof met zijn hand en tot hem zei: “Getuigt u dat ik Allah’s Apostel ben?” Ibn Saijad keek naar hem en zei: “Ik getuig dat u de Boodschapper van de ongeletterden bent.” Toen vroeg Saijad de Profeet (v.z.m.h.): “Getuigt u dat ik Allah’s Apostel ben?” De Profeet (v.z.m.h.) weersprak het en zei: “Ik geloof in Allah en Zijn Apostelen.” Toen zei hij (tot Ibn Saijad): “Wat denkt u?” Ibn Saijad antwoordde: “Ware mensen en leugenaars bezoeken mij.” De Profeet zei: “U bent verward over deze zaak.” Toen zei de Profeet tot hem: “Ik heb iets in gedachten, (kunt u zeggen wat dat iets is?” Ibn Saijad zei: “Het is Al-Doekh (de rook).” (2) De Profeet zei: “Laat hem in zijn schande. Je kunt niet je grenzen overstijgen.” Waarop ‘Oemar zei: “O Allah’s Apostel! Laat mij zijn hoofd afhakken.” De Profeet (v.z.m.h.) zei: “Als hij hem (de Daddjal) is, dat kun jij hem niet overweldigen, en als hij hem niet is, dan is er geen reden om hem te vermoorden.” (Ibn ‘Oemar voegde eraan toe:) Later ging Allah’s Apostel (v.z.m.h.) opnieuw samen met Oebai bin Ka’b naar de dadelpalmen (tuin) waar Ibn Saijad verbleef. De Profeet (v.z.m.h.) wilde iets van Ibn Saijad horen voordat Ibn Saijad hem kon zien, en de Profeet (v.z.m.h.) zag hem liggend bedekt met een kleed vanwaar gemopper werd gehoord. Ibn Saijads moeder zag Allah’s Apostel terwijl hij zichzelf aan het verbergen was achter de stammen van de dadelpalmen. Zij sprak Ibn Saijad toe: “O Saf! (dit was de naam van Ibn Saijad) Hier is Mohammed.”, waarop Saijad opstond. De Profeet zei: “Als deze vrouw hem niet gestoord had, dan zou Ibn Saijad de werkelijkheid van deze zaak geopenbaard hebben.”

Volume 2, Boek 23, Nummer 441:

Verteld door Aboe Hoeraira:

Allah’s apostel zei: “Iedere kind is geboren met een waar geloof van de islam (dat wil zeggen om niemand dan Allah alleen te aanbidden) maar zijn ouders bekeerden hem tot het jodendom, christendom of Magainisme, zoals een dier een volmaakte baby baart. Vind je het verminkt?”. Toen reciteerde Aboe Hoeraira de heilige verzen: “Daarom, richt uw aangezicht oprecht tot de (ware) godsdienst, overeenkomstig de natuur naar welke Allah de mensen heeft geschapen. - De schepping van Allah kent geen verandering. - Dat is het ware geloof. Maar de meeste mensen weten het niet.” (Soera 30: 30)

Volume 2, Boek 23, Nummer 460:

Verteld door Ibn ‘Abbaas:

De Profeet passeerde eens twee graven en zei: “Zij (de overleden personen in die graven) worden gefolterd niet om iets groots dat te vermijden is.”En voegde eraan toe: “Ja, (zij worden gestraft voor een grote zonde), want één van sprak kwaad terwijl de ander zichzelf nooit bespaarde van te worden bevuild met zijn urine.” (Ibn Abbaas voegde toe): Toen nam hij een groen blad van een dadelpalm) en speet het in twee stukken en bevestigde één stuk op ieder graf en zei: “Moge hun straf bedaren totdat deze (twee stukken) droog worden.”

Volume 2, Boek 23, Nummer 467:

Verteld Aboe Hoeraira:

De Profeet zei: ‘Ieder kind is geboren met een waar geloof van islam (dat wil zeggen aanbid niemand dan Allah alleen) en zijn ouders bekeren hem tot het Judaïsme of christendom of Magianisme, zoals een dier een volmaakt jong baart. Vind jij hem verminkt?’

Volume 2, Boek 23, Nummer 470:

Verteld door ‘Aïsja:

Een man zei tot de Profeet (vzmh): “Mijn moeder stierf plotseling en ik dacht dat als zij geleefd had, zij aalmoezen zou hebben gegeven. Dus, ik geef nu namens haar aalmoezen, zal zij de beloning krijgen?” De Profeet antwoordde bevestigend.

Volume 2, Boek 23, Nummer 483:

Overgedragen door Aboe Hoeraira:

Toen Allah’s apostel stierf en Aboe Bakr kalief werd, werden sommige Arabieren afvallig (werden ongelovig) (Aboe Bakr besloot hen de oorlog te verklaren), Oemar zei tot Aboe Bakr: “Hoe kan u vechten met deze mensen terwijl Allah’s apostel zei: ‘Mij is bevolen de mensen te bestrijden totdat ze zeggen: “Niemand heeft het recht aanbeden te worden dan Allah, en wie het zei spaarde zijn leven en bezit behalve bij het overtreden van de wet (rechten en voorwaarden waarvoor hij rechtvaardig gestraft zal worden), en zijn verantwoording zal zijn bij Allah.’” Aboe Bakr zei: “Bij Allah! Ik zal degenen bevechten die verschil maken tussen het gebed en de Zakaat omdat de Zakaat het verplichte recht is om genomen te worden van het bezit (volgens Allah’s orders). Als zij weigeren mij zelfs een meisje te betalen zoals ze in de tijd van Allah’s apostel ook betaalden, zou ik ze bestrijden voor het achterhouden.” Toen zij Oemar: “Bij Allah, het was niets, maar Allah opende Aboe Bakr’s borstkas ten opzichte van de beslissing (om te vechten) en ik kwam te weten dat zijn beslissing juist was.”




Boechari index