Het karakter van God in bijbel en koran

Een studie naar verschillen

Dit is een toespraak van de christelijke deelnemer aan een moslim-christen dialoog, eind 1998. De tekst van de toespraak van de islamitische spreker is ons niet ter beschikking gesteld.

Goedenavond, dames en heren!

Ik denk dat we vanavond getuige zijn van een erg spannende gebeurtenis, want het gebeurt niet vaak dat moslims en christenen samenkomen om naar elkaar te luisteren. En ik zou vanavond graag de nadruk leggen op werkelijk naar elkaar luisteren.

Ik ben hier niet gekomen met mijn bokshandschoenen. Ik ben niet gekomen om punten te scoren of een intellectueel gevecht te winnen. Ik ben er zeker van dat de meeste christenen en moslims onder het publiek hun verdedigingsmuren al behoorlijk hoog hebben opgetrokken, en klaar zijn voor een goed gevecht op het podium. Nu, ik zou iedereen willen vragen om serieus te proberen zijn muren te verlagen en te proberen met nadruk te luisteren naar het verhaal van de andere kant. Na 1400 jaar debatten en polemische woordenwisselingen tussen moslims en christenen, worden deze twee geloofsgemeenschappen nog steeds gescheiden door een heleboel misverstanden.

Om even een voorbeeld te citeren, een grote eigentijdse islamitische schrijver, Shabbir Akhtar, kan nog steeds zeggen:

“De meeste moslims, ook de hoogopgeleiden onder hen, weten bijna niets over christologie. Slechts weinig moslims kunnen duidelijk onderscheid maken tussen de visie dat een man beweert goddelijk te zijn - een blasfemie - en de volledig andere visie volgens welke God vrijwillig mens wordt - de orthodoxe christelijke overtuiging. En deze beide visies worden regelmatig verward met de ketterse lering dat God een zoon heeft “geadopteerd”...  Een moslim kan niet redelijkerwijs beweren dat hij serieus in dialoog is met de christenen, tenzij hij kan beschikken over een diepgaande kennis van het christelijk geloof...” [1]

Natuurlijk kan ditzelfde gezegd worden van christenen en hun onwetendheid betreffende het islamitisch geloof en de vele stereotiepe beelden die christenen hebben ontwikkeld tegen moslims.

Dus, nogmaals, mijn verzoek is dat we vanavond allemaal extra moeite doen om echt te luisteren en zo een stap dichter bij wederzijds begrijpen van elkaars standpunten komen.

Nu ik dat gezegd heb, moet ik aantekenen dat ik er niet voor pleit om de diepe en echte verschillen weg te poetsen die de islam en het christelijk geloof scheiden. In feite wil ik in deze lezing vanavond graag vijf spanningspunten belichten, die mij als christen opvallen als ik de godsleer zoals die in het christelijk geloof is ontwikkeld vergelijk met het godsbeeld uiteengezet door de koran en de historische, orthodox islamitische theologie.

Ik zou graag beginnen met een analogie. Ik ben niet erg muzikaal, maar ik kan me voorstellen dat als iemand zich verdiept in de muzikale stijl van een groot componist, hij kan zeggen welke stukken behoren tot de werkelijke compositie van deze grote musicus, en welke stukken niet origineel zijn. Men ontwikkelt een “gevoel” voor hoe de componist klinkt. Ik veronderstel dat hetzelfde geldt voor grote schilders of dichters. Sommigen van u hebben misschien zo’n goed gevoel voor de poëzie van Hafiz of Rumi, dat u meteen kunt zeggen of een stuk poëzie door hen is geschreven of niet.

Op dezelfde manier, als ik nauwkeurig aandacht besteed aan het karakter van God zoals de bijbelse verhalen het voor ons portretteren, en ik vergelijk het met de koran, dan krijg ik het sterke gevoel dat de koran een andere toonzetting heeft, dat het niet exact overeen komt met de God van de bijbel, hoewel de koran beweert van dezelfde God te zijn.

Dit is geen uitputtende lijst, maar ik wil graag vijf verschillen tussen deze twee portretten van God onder uw aandacht brengen. Deze verschillen betreffen de volgende punten: DE INTIMITEIT VAN GOD (met zijn volk), HET LIJDEN VAN GOD, DE LIEFDE VAN GOD, DE KENBAARHEID VAN GOD (de vraag of wij het karakter van God kunnen kennen, hoe hij is), en DE HEILIGHEID VAN GOD.

De reden dat ik me wil concentreren op deze fundamentele karaktereigenschappen, is dat ze de fundamentele basis vormen voor duidelijke christelijke concepten als de leer van de drieëenheid, de menswording en de verzoening. Moslims en christenen debatteren vaak tot in het oneindige over deze specifieke christelijke leerstellingen, en komen niet tot beter onderling begrip, omdat ze zich niet realiseren dat hun verschillende manier van denken over het karakter van God fundamenteler is dan ze dachten. Het heeft geen zin om over geavanceerde concepten te praten, als we zelfs de basis nog niet duidelijk hebben, zoals het zinloos is te discussiëren over complexe rekenkundige formules, als we de simpele principes van de rekenkunde nog niet hebben begrepen.

Dus, laat ik nu uitwerken wat ik bedoel met de verschilpunten die ik onder uw aandacht heb gebracht.

I.       De intimiteit van God

De overheersende visie van de koran is die van heer en slaaf. Hoewel er een vers in de koran staat dat beweert dat God dichter bij zijn volk is dat hun eigen halsader [2], is het idee van Gods persoonlijke relatie met zijn volk niet echt ontwikkeld in de koran of in de orthodoxe islamitische theologie. In feite is soera 50:16 geplaatst in de context van engelen die de daden van de mens bijhouden tot de dag van het oordeel. Naar God wordt voortdurend verwezen met de woorden Soevereine Heer (hoewel hij Rahman en Rahim is). Hij is genadig en hij is de bron van alle overvloed op aarde, maar boven dit alles bestaat het beeld dat hij ver boven en buiten de worstelingen en tragedies van het mensenrijk is.

Nogmaals, Shabbir Akhtar geeft de volgende inzichtelijke commentaren:

Bezoekers van de beroemde Cordoba moskee in Spanje kunnen deze alomtegenwoordige inscriptie niet over het hoofd zien: “Hij is de dominante (Hoewal-ghalib)”. Wat een openbarende aanwijzing voor de moslimgeest! [3]

Verder:

Moslims zien God niet als hun vader of, overeenkomstig,  zichzelf als de kinderen van God. Mensen zijn dienaars van een rechtvaardige meester, ze kunnen, volgens de orthodoxe islam, geen hogere graad van intimiteit met hun schepper verwerven. [4]

Kenneth Cragg heeft het in zijn klassieker, The Call of the Minaret, over hetzelfde basale inzicht. Nadat hij het kort de 99 schone namen van God (Asma’al-Hoesna) in de koran heeft beschouwd, merkt hij op:

Deze eeuwige en alomtegenwoordige God wordt beschreven als “de Schepper”, “de Formeerder”, “de Levenbrenger”, “de Voorzienige”, “de Opener”, “de Schenker”, “de Overwinnaar”. God geeft leven en dood, hij is “de Vergelder” en “de Rechter”, “de Koning der Koningen” en “de Heer er werelden”. In de koran wordt herhaaldelijk verklaard dat er buiten God geen kracht en geen macht is, die “boven alles verheven” is. ....

De relatieve frequentie waarmee de verschillende namen voorkomen is erg interessant. De termen of hun bijbehorende werkwoorden, die te maken hebben met kracht, majesteit en grootheid komen het vaakst voor. [5]

Natuurlijk stelt de bijbel stelt ons u ook het beeld van een soevereine God voor die de oneindige is en de schepper van het universum. Echter, het bijbelse geloof beschrijft ook Gods relatie met zijn volk in vele gevoelige passages waarin God wordt neergezet als een vader die zijn kind leert lopen (Deuteronomium 1:31, Hosea 11:1-4) [6], een herder die zijn lam in zijn armen draagt (Jesaja. 40:11) [7, iemand die dingt naar de gunst van zijn geliefde, en zelfs een echtgenoot die verlangt naar de terugkeer van zijn ontrouwe vrouw (Jeremia 3:1,12,14) [8].

We worden geconfronteerd met een God die midden tussen zijn volk verblijft en ernaar verlangt een intieme relatie met hen te hebben. Het boek Openbaringen, het laatste boek van de bijbel, laat ons een glimp opvangen van de vervulling van Gods relatie met zijn volk, als de auteur zegt:

3 Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. 4 Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’
(Openbaring 21:3-4).

II.      Het lijden van God

De God van de koran laat zijn genade zien aan het menselijk geslacht door zijn profeten te sturen om het volk op het rechte pad te leiden. God zendt profeten naar verschillende volken, maar oordeelt de ongehoorzame naties (vaak door hen te vernietigen) als ze niet luisteren naar Gods profeten (zie de soera van de dichters, as-Shoe’araa’, als een voorbeeld van dit prominente thema in de koran). Gods bemoeienis met mensen wordt heel feitelijk beschreven. Om een voorbeeld te citeren, wil ik graag uw aandacht richten op de verhalen over Noach. De passages in de koran die wat uitgebreider over Noach handelen kunnen worden gevonden in soera 7:59-64, 11:25-49, 23:23-30, 26:105-122, 37:75-82, 54:9-15, and soera 71:1-28, dat is de soera over Noeh. In al deze passages waarschuwt Noach zijn volk, ze geloven zijn boodschap niet en God zendt zijn vloed om de ongelovigen te vernietigen. Er wordt totaal niet gezegd of deze dingen, de zonde van het volk of het oordeel van God, God zelf iets doen.

De bijbel daarentegen stelt ons een God voor die lijdt om zijn ongehoorzame volk. Het maakt hem bedroefd en boos. De profeten van Israël openbaren hem als een gewonde geliefde, een echtgenoot die de pijn van verraad voelt door zijn ontrouwe vrouw, een vader wiens hart is gebroken door zijn rebellerende kinderen. Ik kom nog terug op deze beelden, maar om verder te gaan met het voorbeeld van Noach, laten we kijken naar Genesis 6:5-7:

5 De HEER zag dat alle mensen op aarde slecht waren: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht. 6 Hij kreeg er spijt van dat hij mensen had gemaakt en voelde zich diep gekwetst. 7 Ik zal de mensen die ik geschapen heb van de aarde wegvagen, dacht hij, en met de mensen ook het vee, de kruipende dieren en de vogels, want ik heb er spijt van dat ik ze heb gemaakt.

Let op de nadruk op de tekst over het lijden van God hierin. In twee verzen wordt ons drie keer verteld dat het God berouwde, dat hij er verdriet over had. Het belang van deze herhaling wordt duidelijk gemaakt door de vooraanstaande Duitse geleerde op het gebied van het oude testament, Claus Westermann, die schrijft: “Jahweh’s verdriet is zo belangrijk voor de (schrijver) dat hij het plaatst voor de beslissing om te vernietigen en het erna herhaalt. Hij vindt het bepalend voor het begrip van deze gebeurtenis die door twee verzen wordt geïntroduceerd.”[9] En zoals Walter Brueggemann, een vooraanstaand Amerikaans oud testamentische geleerde, het zegt: “Het verhaal gaat niet over de woede maar over het verdriet van God.” [10]

De tijd is kort, dus laat me uw aandacht slechts nog richten op één passage in het oude testament. De profeet Hosea beschrijft de intimiteit van Gods relatie met Israël in termen van de intimiteit tussen een echtgenoot en zijn vrouw, een vader en zijn kind. Maar God beschuldigt Israël omdat het een ontrouwe vrouw is (want het gaat achter afgoden aan) en een rebellerend kind. Eén van de grondigste joodse denkers van de twintigste eeuw, Abraham Heschel, schrijft, als commentaar op de beelden van Hosea: “Hosea heeft ons een duidelijk beeld geschetst van een subjectieve God, wat heel typerend is voor profetisch bewustzijn.” En hij vervolgt:

“God wordt niet voorgesteld als een zelfgenoegzaam heerser, maar als de gevoelige gemaal die geconfronteerd wordt met bedrog en die niettemin blijft pleiten voor loyaliteit, en uiting geeft aan een verlangen naar hereniging, een gepassioneerd verlangen naar verzoening...

Hosea is, als geen andere profeet, in staat om de liefde van God voor Israël te beschrijven in al zijn gevarieerde vormen: als medelijden, als moederlijke tederheid, als de liefde tussen man en vrouw. [11].

En een christelijke commentator, Terrence Fretheim, beschrijft de taal van Hosea als volgt:

“Het is duidelijk dat hier geen beeld wordt geschetst van een of andere hemelse Patroon die moeilijkheden heeft opstandige daden te tolereren. Het is eerder een beeld van een lijdende ouder, en, gezien de opvoedkundige rolverdeling in Israël, eerder een beeld van een moeder dan van een vader. God wordt geschetst als iemand die in grote nood is over wat zijn kinderen hebben gedaan, maar “haar” liefde is zo groot dat ze ze niet los kan laten.” [12]

Fretheim vat de impact van deze verschillende beelden mooi samen:

God is zowel als ouder als echtgenoot verworpen! Hij is als een persoon die verworpen is niet alleen door zijn echtgenote maar ook door zijn kinderen. God lijdt onder de effecten van de verbroken relatie op diverse niveaus van intimiteit. De wonden van God zijn vele. [13]

Hier moet opgemerkt worden dat dit goddelijke lijden niet is omdat God zwak is, maar omdat hij liefde is, en men kan niet werkelijk liefhebben zonder zichzelf open te stellen voor het risico om verworpen te worden en de pijn als gevolg daarvan.

III.    De liefde van God

Er is al veel geschreven over dit onderwerp, waarbij de islam wordt beschreven als hebben van  een niet-liefhebbende God. Dat is niet waar, maar niettemin is het plaatje in de koran is wèl heel anders. God houdt van het goede, niet van het onbeminnelijke en de zondaar.

Dat God niet van de zondaar houdt is overduidelijk in de koran. Merk deze sleutelverzen uit de koran op:

“Allah houdt niet van overtreders” (Soera 2:190)

“Hij houdt niet van ondankbare of slechte schepselen” (Soera 2:276)

“Zeg: ‘gehoorzaam Allah en Zijn apostel’, maar als ze terugkomen houdt Allah niet van hen die het geloof verwerpen” (Soera 3:32)

“Allah houdt niet van het die het verkeerde doen” (Soera 3:57, 140)

“Allah houdt niet van iemand die arrogant of opgeblazen is” (Soera 4:36)

“Zeg: als u Allah liefhebt, volg mij; Allah zal u liefhebben en uw zonden vergeven.” (Soera 3:31)

De koran is bezaaid met dozijnen van dit soort verzen. Het is een feit dat in de koran nooit van God gezegd wordt dat hij houdt van iemand die niet eerst van hem hield, en ook wordt Gods liefde nooit gebruikt als de centrale, motiverende factor om iemand dicht naar hem toe te trekken.

In tegenstelling hiermee, vertellen zowel het oude als het nieuwe testament dat God van iedereen houdt, ongeacht zijn zonden. In de bijbel zien we God niet slechts als de initiator van de liefde, maar ook als degene die Zijn vijanden liefheeft.

Het is niet omdat u talrijker was dan de andere volken dat hij u lief kreeg en uitkoos – u was het kleinste van allemaal! (Deuteronomium 7:7)

In het nieuwe testament zien we dat Gods liefde voor de zondaar als de hoofdreden wordt gegeven waarom hij Jezus Christus zond:

16 Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven (Johannes 3:16) en ook: 10 Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden. (1 Johannes 4:10) en 19 Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad. (1 Johannes 4:19)

Het concept van de genade is radicaal verschillend in de twee religies!

IV.    De kenbaarheid van God

Dit is een punt dat een beetje filosofisch begint te worden, maar ik zou uw geduld op prijs stellen, omdat het diepgaande praktische kanten heeft. Ondanks alle namen die God heeft in de koran, komen we in de orthodoxe islam een God tegen die fundamenteel onkenbaar is. Deze namen vertellen ons niets over hoe God is, maar slechts hoe God wilde te handelen. Gods acties weerspiegelen niet Gods natuur.

Al-Ghazali, de prominentste theoloog uit de geschiedenis van de islam, ging zo ver dat hij zei:

“Het eindresultaat van de kennis over de ‘arifin is hun ongeschiktheid om hem te kennen, en hun kennis is, in werkelijkheid, dat zij Hem niet kennen en dat het absoluut onmogelijk voor hen is om hem te kennen.” [14]

Fadlou Shehadi, een hedendaagse geleerde van Al-Ghazali, concludeert nadat hij Al-Ghazali’s argumenten over de transcendentie van God bestudeerd heeft:

“Uit al het voorgaande moet de volgende belangrijke conclusie worden getrokken:

God is volledig onkenbaar.

Als God een uniek soort van wezen is in ieder opzicht anders dan enig ander wezen, of specifieker: anders dan iets dat de mens kent, dan zou uit Ghazali’s eigen beginselen moeten volgen dat God volledig onkenbaar is. Want volgens Ghazali worden dingen gekend door hun gelijkenissen, en dat wat volledig anders is dan wat de mens kent, kan niet gekend worden. Bovendien, God zou onkenbaar moeten zijn, volledig onkenbaar, niet alleen voor de “gewone man op straat”, maar ook voor profeten en mystici. Dit is een conclusie die Ghazali erg expliciet en niet infrequent uitspreekt. Het is ook een gezichtspunt dat vaak onafhankelijk van zijn logische relatie met Gods volledige uniekheid uitgesproken wordt.” [15].

Een andere hedendaagse geleerde van de islam, Isma’il al-Faruqi, geeft deze algemene islamitische manier van denken over het onvermogen van mensen om God te kennen weer, als hij schrijft:

“Hij (God) openbaart zich aan niemand op geen enkele manier. God openbaart slechts zijn wil. Herinner u dat één van de profeten God vroeg om zich te openbaren, en dat God tegen hem zei: “Nee, het is Mij niet mogelijk Mijzelf aan wie dan ook te openbaren.”... Dit is Gods wil en dat is alles wat we hebben, en we hebben het in volmaaktheid in de koran. Maar de islam stelt de koran niet gelijk aan de natuur of essentie van God. Het is het Woord van God, het Gebod van God, de Wil van God. Maar God openbaart zich aan niemand. Christenen spreken van de openbaring van God zelf - door God van God - maar dat is het grote verschil tussen christelijk geloof en de islam. God is transcendent, en zodra je spreekt van zelf-openbaring heb je het over hierofantie en immanentie, en dan wordt de transcendentie van God gecompromitteerd. Je kunt niet tegelijkertijd volledige transcendentie en zelf-openbaring hebben [16].

Shabbir Akhtar weer:

De koran, in tegenstelling tot het evangelie, heeft het nooit over de essentie van Allah. “Allah is wijs” of “Allah is liefdevol” mogen stukken van geopenbaarde informatie zijn, maar moslims, in tegenstelling tot het christelijk geloof, moeten niet in de verlokking komen om te beweren  dat “Allah Liefde is” of “Allah Wijsheid is”. Alleen bijvoeglijke beschrijvingen mogen worden toegeschreven aan het goddelijke wezen, en dan nog alleen als ze de openbaring van Gods wil voor de mens bevatten. De rest blijft een mysterie. [17]

Kenneth Cragg:

“Alle kenmerken moeten uiteindelijk opgevat worden als karakteristieken van de goddelijke wil, en niet als wetten betreffende de goddelijke natuur. Acties die voortvloeien uit zulke beschrijvingen zijn wel te verwachten, maar niet noodzakelijkerwijs. Wat eenheid geeft aan al Gods handelingen is dat God ze allemaal wil. Hij als ‘Willer’ kan hij van tijd tot tijd herkend worden door middel van de gegeven beschrijvingen. Maar God voegt zich niet noodzakelijkerwijs naar één daarvan. De handeling van de goddelijke wil kan worden geïdentificeerd door deze of die eigenschap; de wil zelf is onnaspeurlijk. Daarom kan men niet zeggen dat God noodzakelijkerwijs liefdevol, heilig, rechtvaardig, lankmoedig of medelijdend is in iedere en alle relaties.

Het is dit feit dat de antithese verklaart in sommige van de namen. Zulke antitheses zouden niet theologisch te verklaren zijn als elk element ervan essentieel zou zijn voor Gods natuur. En omdat ze dat niet zijn, kan Gods handelen elk element in verschillende relaties vertonen. De antithese wordt dogmatisch opgelost in het domein van de wil, in die zin dat God beide wil – in elk andere betekenis en domein blijft de tegenstelling bestaan. Maar het probleem is niet erg pijnlijk, en is inderdaad onoplosbaar, gezien de overtuiging dat goddelijke wil als een ultieme overstijging is waar noch rede noch openbaring komt. Dus God is “Degene die laat dwalen” als ook “Degene die leidt”. God is “Degene die schade toebrengt”, net als Satan dat doet. God wordt ook beschreven in termen als “de Neerhaler”, “de Dwinger” of “Tiran”, “de Hooghartige” - en al deze termen, waneer ze menselijk gebruikt worden, hebben een kwaadaardige betekenis. In de eenheid van de ene wil echter bestaan deze beschrijvingen gewoon naast die beschrijvingen die gaan over genade, medelijden en glorie.” [18]

De bijbel benadrukt dat God zichzelf heeft geopenbaard en dat onze hoogste roeping is hem te kennen en een intieme relatie met hem te hebben (bijvoorbeeld Jeremia 9:23-24; Matteüs 11:27; Johannes 1:18; Johannes 17:3; 2 Korintiërs 4:6).

22 Dit zegt de HEER:
De wijze moet zich niet beroemen op zijn wijsheid,
de sterke niet op zijn kracht,
de rijke niet op zijn rijkdom.
23 Wil iemand zich op iets beroemen,
laat hij zich erop beroemen dat hij mij kent,
inziet dat ik, de HEER, dit land liefde schenk,
rechtvaardigheid en recht,
want daar schep ik behagen in
– spreekt de HEER. (Jeremia 9:22-23)

Alles is mij toevertrouwd door mijn Vader, en niemand dan de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is, dat weet alleen de Zoon, en iedereen aan wie de Zoon het wil openbaren. (Matteüs 11:27)

Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen. (Johannes 1:18)

Het eeuwige leven, dat is dat zij u kennen, de enige ware God, en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus. (Johannes 17:3)

De God die heeft gezegd: ‘Uit de duisternis zal licht schijnen,’ heeft in ons hart het licht doen schijnen om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus. (2 Korintiërs 4:6)

God is zoals God heeft gehandeld! In het christelijke geloof bieden Gods handelingen in de heilsgeschiedenis de basis voor de christelijke leer van de drie-eenheid. God heeft zich in de heilsgeschiedenis geopenbaard door zichzelf te laten zien als onze Schepper, Verlosser en Heiligmaker. We zien een God die niet alleen boven ons staat als hemelse Vader, maar ook bij ons is in Christus (Immanuel), en in ons is door de heilige Geest.

V.      De heiligheid van God

Hoewel moslims vaak de indruk geven dat de islam een verhevener beeld geeft van Gods vergevingsgezindheid, omdat God gewoon vergeeft als mensen berouw hebben en geen bloedige offers nodig heeft om de menselijke schuld te verzoenen, verschilt de koran met de bijbelse nadruk op Gods heiligheid en zijn eis voor offers.

Als christen vind ik het ongelooflijk dat het adjectief heilig (qoedoes) slechts twee keer gebruikt wordt voor God in de koran. Zie Leviticus als het hart van de Torah. Dit is de basis voor het hart van de christelijke kijk op verzoening. Guthrie verklaart de noodzaak van verzoening als volgt:

Kostbare liefde

Als God al van ons houdt en ons vergeeft, waarom dan nog verzoening? Waarom moest Jezus sterven om ons met God te verzoenen. Waarom zei God niet gewoon “Ik vergeef je,” en liet hij het daarbij?

We kunnen een glimp van het antwoord opvangen als we het vergelijken met menselijke relaties. Veronderstel dat ik iets heb gedaan dat een vriendschap verloochent en een vriend pijn doet. Veronderstel dat ik naar haar toe ga om haar te vertellen hoezeer het me spijt en hoe slecht ik me erover voel, en zij zegt tegen me: “Het is goed. Het maakt niet uit. Vergeet het.” Heeft ze me dan vergeven? Wat ze in werkelijkheid zei, was: “Ik geef niet genoeg om je om me druk te maken over iets wat je zegt of doet. Zo belangrijk ben je niet voor me. “Daarbij laat ze met achter met de pijn van mijn schuld, ze weigert me te helpen ermee om te gaan, het achter me te laten en met haar overnieuw te beginnen.

Goedhartige toegeeflijkheid en terloopse acceptatie zijn geen vergeving en liefde, maar een uitdrukking van onverschilligheid en soms vijandelijkheid. Echte liefde en vergeving betekenen dat je geeft om de ander en ook geraakt kunt worden, dat je je in andermans schoenen kunt verplaatsen, en zijn schuld kan delen alsof het de jouwe is. Echte liefde en vergeving zijn kostbaar - niet in die zin dat de schuldige partij erom moet smeken bij de gekrenkte partij, maar in die zin dat de gekrenkte partij werkelijk sympathiseert met de schuldige en zijn of haar pijn deelt.

Waarom moest Jezus sterven? Waarom verzoening? Omdat God te veel om ons geeft om onze zonde en schuld af te doen met een eenvoudig: “het doet er niet toe”. Omdat woorden niet genoeg zijn: er was actie nodig om te bewijzen dat Gods liefde en vergeving werkelijk zijn. Omdat God naast ons wilde staan in de eenzaamheid en vervreemding die we over onszelf brengen als we ons van God afkeren en van andere mensen. Omdat onze eenzaamheid, vervreemding en schuld alleen kunnen worden overwonnen als God daarin naast ons komt staan. In het kruis zegt God tegen ons: “Ja, het is waar. Je hebt me bezeerd en beledigd. Maar ik houd nog steeds van je. En daarom maak ik je schuld en de consequenties ervan tot de mijne. Ik zal lijden met jou - voor jou - om de dingen tussen ons weer goed te maken.” [19]

Referenties

  1. Shabbir Akhtar, A Faith For All Seasons, Chicago, Ivan R. Dee Publisher, 1990, p. 182.
  2. En voorzeker, Wij hebben de mens geschapen en Wij weten alles wat zijn Ik hem toefluistert. En Wij zijn nader tot hem dan zijn halsader.. (Soera 50:16) (Zie ook soera 2:186; 34:50; 56:85; 57:4 over “nabijheid”).

    En wanneer Mijn dienaren u over Mij vragen, zeg dan: "Ik ben nabij. Ik verhoor het gebed van de smekeling, wanneer hij Mij aanroept." Daarom moeten zij naar Mij luisteren en in Mij geloven, opdat zij geleid zullen worden. (Soera 2:186)

    Zeg: "Als ik dwaal, dwaal ik slechts door mijzelf; en indien ik goed geleid ben, is het door hetgeen mijn Heer mij heeft geopenbaard. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Nabijzijnde. (Soera 34:50)

    Zijn Wij dichter bij hem dan gij, maar gij ziet dit niet , (Soera 56:85)

    Hij is het Die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep; daarna zette Hij zich op de Troon neder. Hij weet wat de aarde ingaat en wat er uit voortkomt, en wat van de hemelen nederkomt en wat er naar toe opstijgt. Hij is met u waar gij ook zijn moogt, want Allah ziet alles wat gij doet. (Soera 57:4)

  3. Akhtar, op. cit., p. 129.
  4. Zelfde bron., p. 180.
  5. Kenneth Cragg, The Call of the Minaret, 2nd ed., New York, Orbis Books, 1992, p. 35.
  6. en ook in de woestijn, waar u ervaren hebt dat de HEER, uw God, u gedragen heeft zoals een vader zijn kind draagt, de hele weg die u gegaan bent tot uw aankomst hier. (Deuteronomium 1:31)

1 Toen Israël nog een kind was, had ik het lief;
uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen.
2 Hoe harder ze geroepen werden,
hoe meer ze hun eigen weg gingen.
Ze brachten offers aan de Baäls
en brandden wierook voor godenbeelden –
3 terwijl ik het toch was die Efraïm leerde lopen
en hem op mijn arm nam.
Maar zij beseften niet dat ík hen verzorgde.
4 Zacht leidde ik hen bij de teugels,
aan koorden van liefde trok ik hen mee;
ik verloste hen van het juk om hen te laten eten,
ik hield hun het voer zelfs nog voor. (Hosea 11:1-4)

  1. Als een herder weidt hij zijn kudde:
    zijn arm brengt de lammeren bijeen,
    hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien. (Jesaja. 40:11)

  2. 1 De HEER sprak: ‘Als een man van zijn vrouw scheidt en zij bij hem weggaat en de vrouw van een ander wordt, kan hij haar dan terugnemen? Wordt er dan geen smet op het land geworpen? Maar jij hebt met talloze minnaars overspel gepleegd, en je wilt toch weer bij me terugkomen? – spreekt de HEER.

12 Roep tegen het noorden:
Kom terug, ontrouw Israël – spreekt de HEER –,
dan zal ik mijn woede laten varen,
want ik ben vol genade,
niet eeuwig duurt mijn toorn
– spreekt de HEER.

14 Kom terug, ontrouwe kinderen – spreekt de HEER –, want jullie behoren mij toe. Ik zal één van jullie uit elke stad nemen en twee van jullie uit elke familie, en jullie naar Sion brengen. (Jeremia 3:1,12,14)

  1. Claus Westermann, Genesis 1-11: A Commentary, Minneapolis: Augsburg Publishing House, 1984, p. 407.
  2. Walter Brueggemann, “A Shape for Old Testament Theology,” in The Flowering of Old Testament Theology, Ollenburger, Martens, Hasel, eds., Winoma Lake: Eisenbrauns, 1992, p. 418.
  3. Abraham Heschel, The Prophets, New York, The Jewish Publication Society of America, 1962, pp. 48-49.
  4. Terrence Fretheim, The Suffering of God, Philadelphia, Fortress Press, 1984, p. 120.
  5. Zelfde bron, p. 116.
  6. Fadlou Shehadi, Ghazali’s Unique Unknowable God, Leiden, E.J. Brill, 1964, p. 37. De ‘arifin, letterlijk “de weters”, door mystici gebruikt in de betekenis “gnostici”.
  7. Zelfde bron., pp. 21-22. Later op p. 48, zegt hij ook:

    Dus de oncompromitterende karakter van Ghazali’s agnosticisme volgt logisch uit zijn oncompromitterende kijk op het opperverschil van Gods natuur.

  8. al-Faruqi, Christian Mission and Islamic Da‘wah: Proceedings of the Chambèsy Dialogue Consultation [gehouden 1976 in Chambèsy, Zwitserland], (Leicester: The Islamic Foundation, 1982), pp. 47-48
  9. Akhtar, op. cit., pp. 180-181.
  10. Cragg, op. cit., p. 36-37.
  11. Guthrie, Christian Doctrine, Revised Edition, Westminster/John Knox Press, 1994, p. 260