Feiten vs. openbaringen in de koran

Irrationeel geloof moet voorrang geven aan feiten

James M. Arlandson

Als iemand de koran objectief bestudeert, zal hij of zij verbijsterd staan om de verzen die wijds van geliefde bijbelpassages en een historisch feit verschillen. Normaal gesproken behoeven deze verschillen geen materiële of aardse problemen te vormen, gesteld dat zij blijven in het rijk van abstracte theologie.

Echter, deze verschillen blijven niet in de abstractie, maar worden toegepast op het leven en de politiek in de islamitische wereld, soms met problematig gevolgen voor de westerse wereld en andere plaatsen op de wereld die met de islam worstelen.

Dit artikel verkent passages in de koran die een eenvoudig historisch feit tegenspreken, en beweringen transformeren of toevoegen aan de veel oudere en veel betrouwbare bijbel.

1. Een absolutistische doctrine van inspiratie doet islam in interpretatiemoeilijkheden belanden.

In islamitische theologie wordt geloofd dat de koran in de hemel bestond, en de engel Gabriël naar beneden kwam en meerdere keren tot Mohammed sprak en het zo in zijn aardse bestaan sprak als een fysiek boek. Soms wordt een vergelijking gemaakt tussen de “inlibratie” (van de wortel “liber” of “boek”) van de koran en de“incarnatie” (van de wortel “carne” of “vlees”) van Christus. Dat is, zoals de hemelse Zoon van God “vlees werd,” zo “werd” de hemelse koran “boek.”

Dat is een buitengewone hoge kijk op inspiratie.

Vergelijkende wijs, basis christelijke theologie van Schriftinspiratie benadert dit zelfs niet. Gezegd wordt dat God de nieuwtestamentische schrijvers inspireerde, maar hij dicteerde Gabriël niet om hen de Schrift in hun oren te reciteren. Dit wordt zelfs helder uit een vluchtige lezing van het nieuwe testament.

Paulus, bijvoorbeeld, schrijft zijn brieven hoofdzakelijk om problemen op te lossen (1 en 2 Korintiërs) of om zijn theologie systematisch uit te leggen (Brief aan de Romeinen), en de lezer kan zijn gedachten zien die antwoorden formuleert op de problemen of zijn theologie, die gebaseerd is op zijn grondige kennis van het oude testament of Hebreeuwse Schriften (Romeinen 14:5, 22; 1 Korintiërs 1:13-17; 7:6, 10, 12, 17). Ook de evangeliën van Matteüs en Lucas lenen van Marcus en elkaar, en Lucas zegt uitgesproken dat hij de andere verslagen onderzocht voordat hij zijn evangelie schreef (Lucas 1:1-4). Dus, basis christelijke theologie van inspiratie is veel “organischer”en staat een samenwerkingverband met de mens toe dan de beweerde inspiratie van de koran.

De volgende passages illustreren de extreme strikte doctrine van koraninspiratie:

Toen Mohammed in Mekka woonde vóór zijn hidjra (emigratie) naar Medina in 622 na Christus, betwistten de Mekkanen de goddelijke oorsprong van de koran en wilden dat Mohammed het zou veranderen, maar Allah vertelt Mohammed hoe hen te antwoorden in dit vers:

10:15 En wanneer Onze duidelijke Verzen aan hen worden voorgelezen, dan zeggen degenen die de ontmoeting met Ons niet verwachten: “Breng een andere koran dan deze, of verander hem.” Zeg: “Het past mij niet dat ik hem verander uit eigen wil, ik volg niets dan wat aan mij is geopenbaard. Voorwaar, ik vrees, wanneer ik mijn Heer ongehoorzaam ben, de bestraffing van een geweldige Dag.” (Siregar)

Deze belofte van bestraffing voor het veranderen van het boek is niet alleen voor Mohammed van toepassing, maar ook voor alle latere volgelingen. Tegenwoordig nemen de meeste moslims dit vers serieus en zouden geen vers durven te veranderen - zij kunnen sommige moeilijke verzen zacht interpreteren, maar zullen hen nooit veranderen. Echter, omdat de koran geformeerd werd gedurende de vroege jaren, onderging het veranderingen.

Deze korte verzen in de Mekkaanse soera’s tonen ook de bovenmatige norm van inspiratie:

39:28 Door een Arabische Koran, waarin geen afwijkingen voorkomen. Hopelijk zullen zij (Allah) vrezen. (Siregar)

55:1-2 De Erbarmer. Hij Heeft de Koran onderwezen. (Siregar)

75:17 Voorwaar, het is aan Ons hem te doen bewaren en hem voor te doen dragen. Wanneer Wij hem dan hebben doen voordragen, volg zijn voordracht. (Siregar)

26:192-195 En voorwaar, hij (de Koran) is zeker een neerzending van de Heer der Werelden. Met hem (de Koran) daalde de getrouwe Geest (Djibrîl) neer. Op jouw hart (O Moehammad), opdat jij tot de waarschuwers behoort. In een duidelijke Arabische taal. (Siregar)

Al deze verzen doen moslims in interpretatieproblemen belanden, omdat ieder woord genomen moet worden zoals het geschreven is, wanneer de passages helder zijn - niet, bijvoorbeeld, wanneer een passage een illustratie is (39:27-29). Echter, de volgende passages zijn geen illustratie, maar zijn helder en rechtdoorzee. We zullen het dilemma uitleggen dat strikte moslimcommentatoren confronteert door simpele maar absolutistische logica

2. De koran spreekt een simpel historisch feit tegen: de kruising van Jezus.

4:157 En (wegens) hun [de joden] uitspraak “Wij hebben de Masîh ‘Îsa, zoon van Maryam, Boodschapper van Allah, gedood.” Maar zij [de joden] doodden hem niet en zij kruisigden hem niet, maar iemand die voor hen op hem leek. En voorwaar, degenen die daar van mening over verschillen, twijfelen daar onderling over. Zij hebben daar geen kennis over, zij volgden slechts vermoedens, en zij zijn er niet van overtuigd dat zij hem gedood hebben. (Siregar)

Deze passage ontkennend Jezus’ werkelijke dood absorbeert de Gnostische leringen die circuleerden in de grotere Mediterranese wereld, die houden dat het vlees, het fysieke lichaam, slecht is. Daarom kon een goddelijke persoon zoals Jezus niet werkelijk sterven in het vlees, maar zou slechts lijken zo te doen, hoewel Mohammed niet geloofde dat Jezus goddelijk was, maar slechts een profeet was zoals hijzelf was. Dus, latere moslims die een absolutistische interpretatie van rechtdoorzee verzen aannemen, hebben moeilijkheden in het aantonen dat Jezus niet gekruisigd was. Sommige commentatoren beweren dat Jezus niet gekruisigd werd. Bijvoorbeeld, Maulana Muhammad Ali, beweert zonder betrouwbaar bewijs te leveren, dat Jezus naar Kasjmir reisde en daar begraven werd (soera 23:50). Hoewel hij tot de Ahmadiyastroming behoort, toont dit aan hoe ver openbaring en de interpretatie van openbaringen kan afdwalen. Maar hoe kunnen we Maulana Ali beschuldigen? Per slot van rekening dwaalde Mohammed in soera 4:157 af.

Het volgende syllogisme weerspiegelt het conflict tussen de absolutistische doctrine van de inspiratie van de koran, een helder vers dat onmogelijk weg te redeneren is (soera 4:157), en klare geschiedenis.

(1) Ieder historisch feit dat de geopenbaarde koran tegenspreekt gebeurde niet werkelijk.
(2) De kruisiging van Jezus is een historisch feit dat de geopenbaarde koran tegenspreekt.
(3) Daarom, de kruisiging van Jezus gebeurde niet werkelijk.

Aangetoond kan worden dat de conclusie onjuist is omdat de dood van Jezus ondersteund wordt door zeven oude teksten buiten het nieuwe testament door schrijvers die het christendom niet steunden - in feite waren sommigen er bevooroordeeld tegen.

Ten eerste, de “brief van Mara Bar-Serapion” (circa 73 na Christus), bewaard in het British Museum, vraagt over Jezus ’ kruisiging: “Welke voordelen verkregen de joden van het executeren van hun wijze Koning?”

Ten tweede, de derde eeuwse Julius Africanus (circa 221 na Christus) deed verslag dat de eerste eeuwse historicus Thallus zegt dat “besprekend de duisternis die op het land viel tijdens de kruisiging van Christus,” het een zonsverduistering was.

Ten derde, de Romeins historicus Cornelius Tacitus (circa 55-117 na Christus) schreef: “een wijze man die Jezus genoemd werd… Pilatus veroordeelde hem om te worden veroordeeld en te sterven.” Tacitus merkte ook op dat de discipelen van Jezus “verslag deden dat hij drie dagen na zijn kruisiging aan hen verschenen was en dat hij levend was.”

Ten vierde, Josephus (circa 37-100 na Christus), de joodse historicus schreef: “Pilatus, op de suggestie van de hoofdmannen onder ons, liet hem [Jezus] veroordelen aan het kruis (18.3).”

Ten vijfde, de tweede eeuwse Griekse satirist Lucianus (geboren circa 120 na Christus), die wijds reisde in de oosterse Mediterranese wereld waar Israël is gelokaliseerd, spreekt in zijn Het overlijden van Peregrinus, van Christus: “de man die gekruisigd werd in Palestina omdat hij een nieuwe cultus in de wereld introduceerde,” en noemde hem ook een “gekruisigde sophist.”

Ten zesde, de Romeinse auteur Phlegon, vrijgelatene van de keizer Hadrianus (die regeerde 117-128 na Christus) betwijfelde nooit dat Jezus was gekruisigd: “Jezus, nog levend, was van geen bijstand aan zichzelf, dan dat hij opstond na de dood en de tekenen van zijn straf toonde, en liet zien hoe zijn handen door spijkers waren doorboord.”

Ten zevende, zelfs de Talmoed ontkent niet de dood van Jezus (zijn godheid is een andere zaak): “op de avond van Pascha hingen zij Yeshoe (van Nazaret)” (Sanhedrin 43a, “Avond van Pascha”).

Daarom, in het licht van al dit buitenbijbelse bewijs - geheel gescheiden van zijn theologische interpretatie - is het historische feit van de kruisiging geverifieerd, en de veel latere koran, om het ronduit te zeggen, is onjuist over deze zaak. Dit moet niemand verbazen, want Mohammed deed nooit historisch onderzoek.

Daarom, het eerste absolutistische syllogisme valt in duigen onder het gewicht van de historische feiten.

3. De koran spreekt de bijbelse biografie van Abraham en Isaäk tegen.

37:102 Toen hij de leeftijd had bereikt waarop hij hem (Ibrâhîm) kon helpen, zei hij: “O mijn zoon, voorwaar, ik heb in een droom gezien dat ik jou zal offeren, zeg mij hoe jij daarover denkt.” Hij zei: “O mijn vader, doe wat u is bevolen, U zult vinden dat ik , als Allah het wil, tot de geduldigen behoor.” (Siregar)

In Genesis 22 is het offer van Isaäk bekend als de Akedah (“binding”) omdat Abraham Isaak vastbond en van plan was hem te offeren met een mes totdat op het laatste moment de engel van de Heer tussenbeide kwam. Echter, Mohammed spreekt deze passage tegen omdat Abraham’s zoon Ismaël, geboren uit Hagar, Sara’s dienstmaagd moest worden geofferd. Zelf hoewel Ismaël niet met naam wordt genoemd, is zijn identiteit een heldere afleiding omdat soera 37:117 zegt dat Allah Abraham het goede nieuws van Isaäk gaf na het bijna-offer van (de ongenoemde) Ismaël. Zij het als het is, Abraham en Ismaël, zegt traditioneel islam, slagen beiden voor de test. Ontelbare moslims geloven dat dit plaats vond, niet de Akedah in Genesis.

Als er enig contradictie of discrepantie is, moet de fout liggen in de vroegere bijbel, omdat Mohammed gelooft dat hij de finale openbaring sprak. Van joden werd gezegd de waarheid over Mohammeds profeetschap en de rechtvaardige praktijken van de islam te verbergen (soera’s 2:42, 146, 159,174; 3:187-188; 5:70), dus de bijbel getuigt werkelijk over hem, hoewel de joden niet willen dat dit uitlekt. Zijn latere volgelingen beweren dat de bijbel is gecorrumpeerd of gewijzigd (2:75, 79; 3:77-78; 4:44-49).

Dit geloof leidt tot de (onuitgesproken) logica van enig latere absolutistische interpretator van de koran:

(4) Iedere passage in de vroege bijbel dat niet overeen stemt met de latere koran is gewijzigd of gecorrumpeerd.
(5) De Akedah in Genesis 22 stemt niet overeen met de latere koran.
(6) Dus, de Akedah in Genesis 22 is gewijzigd of gecorrumpeerd.

Voordat we deze ondeugdelijke logica aan de kaak stellen, moeten we een overeenkomstige openbaring in de koran en een ander absolutistische syllogisme onderzoeken.

4. De koran voegt aan de bijbelse biografie van Abraham en Ismaël toe.

De volgende passage beweert dat Abraham Ismaël vestigde in Arabië dichtbij Mekka zodat hij de Arabieren in gebed kon leiden en afgodendienst kon uitdagen.

14:35 En toen Ibrâhîm zei: “Mijn Heer, maak deze stad [Mekka] veilig en houd mij en mijn zonen ervan af dat wij afgoden zouden aanbidden. …” (Siregar)

En deze verzen beweren dat Abraham en Ismaël, toen zij in Mekka waren, de Ka’bah, het heiligdom dat een zwarte sten huisvest, herbouwden en reinigden.

2:127 En (gedenkt) toen Ibrâhîm de grondvesten van het Huis [Ka’bah] legde, en Ismâ‘ îl (samen smekend:) “Onze Heer, aanvaard het van ons…” (Siregar)

In deze twee passages ontvangt Mohammed openbaringen die historische beweringen bevatten, geen strikte leerbeweringen, zoals de eenheid van God tegenover de Drie-eenheid, noch kunnen deze worden geverifieerd door empirisch onderzoek. De twee passages zijn ook gebaseerd op de bijbel, want Abraham en Ismaël zouden nooit zonder de bijbel bekend zijn geworden in Arabië.

Dit volledige syllogisme volgt deze twee passages over de bijbelse aartsvaders en houdt zich verborgen achter enige absolutistische interpretator die oprecht verlangt om de strikte onfeilbaarheid van de koran vast te houden.

(7) Als de geopenbaarde koran toevoegt aan de bijbel en historische feiten fabriceert, dan zijn de openbaringen nog waar en accuraat.
(8) De openbaring over Abraham en Ismaël voegt toe aan de bijbel en fabriceert historische feiten.
(9) Daarom, die openbaring is nog waar en accuraat.

Het syllogisme is lang, maar het weerspiegeld de gepantserde houding van de absolutisten die alles vanaf de grond af aan moeten insluiten. De essentie van het argument kan teruggebracht worden tot dit: enig vers in de geopenbaarde koran dat de geschiedenis aanroert vervangt of overtroeft werkelijke historische bewijs en feiten.

De laatste twee syllogismen kunnen samen worden uitgedaagd vanuit drie gezichtpunten: (A) de afwezigheid van historisch bewijs dat Abraham ooit voet aan wal zette in Arabië; (B) Mohammeds motieven om dergelijke openbaringen te ontvangen (zie 2:122-129); en (C) de afwezigheid van bewijs en van slechte motieven in de auteur van Genesis (traditioneel Mozes) om de de tekst te wijzigen tegenover de Arabieren in het Schiereiland levend op enig moment, maar in het bijzonder tijdens Mohammeds tijd, ongeveer 2100 jaar na Mozes.

A. Persoonlijk geloof ik dat Abraham en de andere aartsvaders werkelijk leefden, maar ik moet toegeven dat geen buitenbijbels bewijs– bijvoorbeeld archeologisch of tekstueel – hun bestaan bevestigt. Daarom, evenzo kan er geen betrouwbaar historisch bewijs naar voren geschoven worden om Abrahams reis naar het verre Mekka te onderbouwen. Mohammed leunde eenvoudigweg op Arabisch volksgeloof of zijn eigen verbeelding, niet op openbaring, en verhief dat tot zijn heilige Schrift. Dit is niet verbazingwekkend, omdat hij geen historicus was, zoals Lucas, die het materieel voor zijn evangelie en het boek Handelingen onderzocht (Lucas 1:1-4).

B. Welke motieven kon Mohammed hebben voor het assimileren van dit volksgeloof in zijn koran?

Allereerst, hij was erg gehecht aan het Ka’ba heiligdom. Toen hij in Mekka woonde, maakt hij er vaak rondes omheen en bad tot Allah. Een vroege moslim historicus, Ibn Ishaq, die historici zelfs vandaag aanvaarden als een betrouwbare bron (behalve de miraculeuze elementen), zegt dat hij de zwarte steen kuste (Het leven van Mohammed, vertaald door A. Guillaume, Oxford UP, 1955, p. 131). Deze gehechtheid weerhield hem van het uitstijgen boven een religieuze, geografische locatie en alleen te kijken naar een “spirituele ” Ka’ba, zoals - zo te spreken - Jezus voorbij het aardse Jeruzalem keek (Johannes 4:19-26). Dit motief van Mohammed is psychologisch.

Ten tweede, de Ka’bah trok talrijke pelgrims aan, lang voordat de nieuwe religie op het toneel verscheen. Maar het was toegewijd aan het polytheïsme, dus Mohammed kon dat niet zo laten. In feite zegt hij in een andere passage dat zijn moslims de polytheïsten daar moesten bevechten totdat “de religie aan Allah behoort ” (soerah 2:193, Majid Fakhry, An Interpretation of the Qur’an, NYUP, 2000, 2004). Dit motief is theologisch, gemengd met djihaad.

Ten derde, niet ontkend kan worden dat de Mekkanen Mohammed voor zijn hidjra vervolgden, dus toestemming van God werd aan hem gegeven om de polytheïsten te bevechten totdat “de religie aan Allah behoort.” Hij lijfde dus de dubieuze Arabische gewoonte van vergelding in in de eeuwige koran, wat interpretatiemoeilijkheden voor moslims vandaag brengt. Dit motief is cultureel.

Ten slotte, we moeten het feit niet over het hoofd zien dat de Ka’bah veel geld uit de pelgrimmages genereerde, en het zou de fortuinen van de moslims hebben doen toenemen. Eenvoudig gezegd, Mohammed wilde vanaf het moment van zijn hidjra en zijn (niet uitgelokte) rooftochten tegen Mekkanse karavanen, tot zijn mijn militaire verovering van de stad in 630 na Christus, de populaire Ka’bah beheersen.

De koran ondersteunt deze reden: “God heeft de Ka ‘ba, het heilige huis, gemaakt tot een ondersteuning voor de mensen en evenzo de heilige maand, de offergave en de halsomhangsels.” (soera 5:97 (Leemhuis)). Dit motief draagt bij aan de faam door dapperheid (een Arabisch culturele waare) en fortuin.

C. Wijzigde of corrumpeerde Mozes (of iemand anders) Genesis 22 en de andere hoofdstukken die Abrahams leven vertellen alleen om andere volken en stammen dwars te zitten? Het is eenvoudigweg voorbij gezond wetenschappelijk onderzoek om te argumenteren dat hij (of iemand anders) de problemen kon voorzien met de moslim Arabieren en dus de tekst corrumpeerde om Ismaël te vervangen met Isaäk in Genesis 22 en Abrahams reis naar Arabië verwijderde.

In werkelijkheid, zelden gelooft een serieuze geleerde dat de Hebreeuwse bijbel van het redacteurschap van Ezra in de vijfde eeuw voor Christus tot de middeleeuwse Masoretische tekst (grotendeels de basis van de Hebreeuwse bijbel) substantieel gewijzigd was, en zeker niet met kwaadaardige opzet. Dit werd bevestigd door de vondst van de Jesaja rol te Qumran en door die te vergelijken met de Masoretische tekst van Jesaja. Slecht enkele regels en woorden verschillen; geen ervan beïnvloedt de theologie van het boek. Joodse overschrijvers gedurende de geschiedenis namen hun vak serieus.

Daarom lossen de laatste twee syllogismen eenvoudig op vanwege A, B en C.

Verder, dit zijn de twee hoofdredenen waarom ik geloof dat Abraham en de andere aartsvaders bestonden: er is geen bewijs buiten de bijbel dat hun bestaan ontkent, en er is geen bewijs dat de manuscripten van de Hebreeuwse bijbel gecorrumpeerd zijn, in het bijzonder tegenover geschillen die twee millennia later en honderden kilometers weg in Arabië ontstonden. Daarom kan ik rekenen op de auteurs van de Schriften om niet dergelijke zaken te verzinnen. Echter, andere veel latere legendes die de bijbel verfraaien zijn verdacht, gegeven de motieven om legendes te creëren zoals Abraham en Ismaël die de Ka’bah in Mekka met een bezoek vereren. De bijbel neemt top prioriteit omdat het voor de koran kwam en is het fundament voor de latere legendes.

Ondanks het positieve bewijs voor Jezus’ kruisiging of de afwezigheid van bewijs voor Abrahams offer van Ismaël (buiten de koran) en zijn reis naar Mekka, moet een gelovige moslim geloven - door een pure daad van geloof - dat de koran over deze zaken waar is. Echter, dit twijfelachtige geloof moet alleen in zijn of haar hart leven, niet in het materiele of politieke leven. De werkelijke wereld moet bewijs volgen, en geschiedenis overtroeft openbaring.

Aan de andere kant, degenen van ons buiten de islam zijn gerechtigd de absolutistische beweringen in de geopenbaarde koran te betwijfelen die door circulair redeneren zijn eigen inspiratie ondersteunen. En we zijn gerechtigd om de rigide interpretaties van moslimabsolutisten te betwijfelen over verzen die historische kennis beweren te hebben, maar die werkelijk geen basis hebben in historische feiten.

De inspiratie van de koran, zoals uiteengezet in de inleiding van dit artikel, is verdacht, dus het hele moslim heilige boek moet geplaatst worden onder de microscoop van gezond wetenschappelijk onderzoek.

Tot zover lijken de gevolgen niet belovend.

Dit artikel heeft een vergezellend artikel dat hier kan worden gelezen.